ECLI:NL:RBDHA:2023:16702

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 oktober 2023
Publicatiedatum
7 november 2023
Zaaknummer
NL23.24890
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de niet-ontvankelijkheid van een asielaanvraag van een Syrische eiser met internationale bescherming in Malta

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 17 oktober 2023, wordt het beroep van een Syrische eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. De eiser, die op 8 augustus 2023 een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel indiende, werd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet-ontvankelijk verklaard. Dit besluit was gebaseerd op Eurodac-gegevens waaruit bleek dat de eiser sinds 24 augustus 2017 internationale bescherming geniet in Malta. De rechtbank heeft het beroep op 22 september 2023 behandeld, waarbij zowel de eiser als de gemachtigden van de eiser en de staatssecretaris aanwezig waren.

De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris terecht heeft aangenomen dat de eiser internationale bescherming geniet in Malta, gezien de recente Eurodac-gegevens. De rechtbank stelt vast dat de staatssecretaris niet verplicht was om navraag te doen bij de Maltese autoriteiten, omdat de Eurodac-informatie voldoende actueel en duidelijk was. De eiser heeft niet kunnen aantonen dat zijn beschermingsstatus in Malta is ingetrokken of beëindigd.

Daarnaast heeft de rechtbank de argumenten van de eiser over de omstandigheden in Malta beoordeeld. De eiser stelde dat Malta zijn internationale verplichtingen niet nakomt en dat hij bij terugkeer naar Malta een reëel risico loopt op onmenselijke behandeling. De rechtbank concludeert echter dat de eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij terugkeer naar Malta in gevaar komt. De rechtbank wijst erop dat de staatssecretaris op basis van de Eurodac-gegevens en de verklaringen van de eiser kan aannemen dat hij altijd woonruimte heeft gehad en gewerkt in Malta. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de beslissing van de staatssecretaris.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.24890

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 oktober 2023 in de zaak tussen

[eiser] , v-nummer: [nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. A. Alkir),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

(gemachtigde: mr. H.R. Nobel).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser is van Syrische nationaliteit en geboren op [datum] 1973. Hij heeft op 8 augustus 2023 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend.
De staatssecretaris heeft met het bestreden besluit van 23 augustus 2023 deze aanvraag niet-ontvankelijk verklaard omdat uit de Eurodac-gegevens zou blijken dat eiser sinds 24 augustus 2017 internationale bescherming geniet in Malta.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 22 september 2023, samen met de zaak NL23.24891, op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of de staatssecretaris terecht de asielaanvraag van eiser niet-ontvankelijk heeft verklaard, omdat eiser internationale bescherming zou hebben in Malta. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. Het beroep is ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Kon de staatssecretaris uitgaan van de juistheid van de Eurodac-gegevens?
4. Eiser stelt dat het onduidelijk is of hij nog internationale bescherming geniet in Malta. Hoewel uit de Eurodac-gegevens blijkt dat hij sinds 2017 een asielstatus heeft en de staatssecretaris deze informatie recent nog in Eurodac heeft gecontroleerd, wil dit volgens eiser niet zeggen dat deze gegevens nog actueel zijn. De staatssecretaris had daarom navraag moeten doen bij de Maltese autoriteiten.
4.1.
De rechtbank overweegt dat uit vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State blijkt dat de staatssecretaris in beginsel mag afgaan op informatie van een andere lidstaat, zoals een Eurodac-resultaat. Daarvoor is van belang dat het tijdsverloop sinds het onderzoek in het Eurodac-systeem beperkt is. Verder dient uit de informatie duidelijk te worden wat de verblijfsrechtelijke positie van de vreemdeling bij terugkeer is. Indien het resultaat uit het Eurodac-onderzoek onvoldoende recent is of onvoldoende verblijfsrechtelijke informatie over de vreemdeling bevat, dient de staatssecretaris nader onderzoek te doen naar de vraag of de vreemdeling nog steeds over een door de desbetreffende lidstaat afgegeven geldige verblijfsvergunning dan wel een andere toestemming tot verblijf beschikt. [1]
4.2.
De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris op grond van de Eurodac-gegevens terecht aanneemt dat eiser internationale bescherming geniet in Malta. Het onderzoek in het Eurodac-systeem dateert van 8 augustus 2023 en het bestreden besluit van 23 augustus 2023. Het door de staatssecretaris verrichte onderzoek is daarom voldoende actueel. Ook verschaft de informatie voldoende duidelijkheid over de verblijfsrechtelijke positie van eiser bij terugkeer naar Malta. Een beschermingsstatus eindigt namelijk pas op het moment dat deze door de autoriteiten wordt ingetrokken of beëindigd. [2] Indien een beschermingsstatus wordt ingetrokken of beëindigd, dan zijn de autoriteiten vervolgens verplicht om de vermelding van de toekenning van internationale bescherming uit het Eurodac-systeem te verwijderen. [3] Dat in Eurodac staat dat eiser een beschermingsstatus heeft, is dus een duidelijke aanwijzing voor het nog bestaan van die status. Eiser heeft ook niet aannemelijk gemaakt dat zijn status is ingetrokken of beëindigd. De staatssecretaris heeft dus, zonder nader navraag te doen bij de Maltese autoriteiten, kunnen uitgaan van de juistheid van de Eurodac-gegevens. Deze beroepsgrond slaagt niet.
Kan wat betreft Malta worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel?
5. Eiser stelt dat Malta zich niet houdt aan zijn internationale verplichtingen. Eiser stelt dat hij geen (groter) huis, werk of inkomen kreeg van de Maltese autoriteiten en dat hij alles zelf moest regelen, omdat hij anders op straat terecht zou komen. Eiser heeft om hulp gevraagd, maar deze niet gekregen. Bovendien stelt eiser dat hij op straat terecht zal komen als hij terug moet naar Malta. Eiser verwijst ter onderbouwing naar het AIDA-rapport uit 2023, waaruit volgt dat alleen personen die internationale bescherming genieten en twaalf maanden in Malta hebben verbleven het recht hebben om een sociale huurwoning aan te vragen bij de Maltese autoriteiten. [4] Eiser stelt echter dat hij geen aanspraak kan maken op deze regeling, omdat hij door zijn komst naar Nederland geen twaalf maanden aaneengesloten in Malta heeft verbleven. Volgens eiser is het daarnaast heel lastig om particulier te huren en zijn er signalen van discriminatie en uitbuiting waarbij statushouders onder ondermaatse omstandigheden moeten leven. Er is daarbij weinig toezicht van de Maltese autoriteiten. Verder stelt eiser dat Malta zijn internationale verplichtingen niet nakomt, omdat Malta onderscheid maakt tussen statushouders met subsidiaire bescherming en statushouders met een vluchtelingenstatus. Ter onderbouwing verwijst hij naar het AIDA-rapport uit 2023 waaruit volgt dat subsidiair beschermden beperktere uitkeringsrechten hebben ten opzichte van verdragsvluchtelingen. [5] Tot slot stelt eiser dat de Maltese autoriteiten zijn gezinsherenigingsaanvraag niet in behandeling hebben genomen en dat hij hierover persoonlijk, maar zonder succes, heeft geklaagd bij de Maltese autoriteiten.
5.1.
De rechtbank overweegt dat statushouders aan hun internationale beschermingsstatus de rechten kunnen ontlenen die hen zijn toegekend in de Kwalificatierichtlijn en het Vluchtelingenverdrag. In de Kwalificatierichtlijn zijn normen vastgesteld voor de inhoud van de internationale bescherming die een lidstaat van de Europese Unie (EU) aan onderdanen van derde landen verleent en de verplichtingen die dit voor de statusverlenende lidstaat met zich brengt. Op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag de staatssecretaris er in beginsel van uitgaan dat Malta die verplichtingen nakomt. Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat dit in zijn geval niet zo is en dat in Malta sprake is van aan het systeem gerelateerde tekortkomingen die ernstige, op feiten berustende gronden vormen om aan te nemen dat eiser daar een reëel risico zal lopen op onmenselijke of vernederende behandelingen in de zin van artikel 4 van het Handvest of artikel 3 van het EVRM.
5.2.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat hij bij terugkeer naar Malta een reëel risico loopt op een behandeling die in strijd is met artikel 3 van het EVRM of artikel 4 van het Handvest. De staatssecretaris stelt terecht dat uit eisers verklaringen blijkt dat hij altijd woonruimte heeft gehad en heeft gewerkt in Malta. Ook verklaart eiser dat hij de Maltese autoriteiten niet om hulp heeft gevraagd bij het verkrijgen van een (grotere) woning of het vinden van werk. Eiser heeft met een enkele verwijzing naar de passage in het AIDA-rapport uit 2023 over sociale huurvoorzieningen niet aannemelijk gemaakt dat hij bij terugkeer naar Malta op straat terecht zal komen. Bovendien zegt het AIDA-rapport alleen wat over het verkrijgen van sociale huurvoorzieningen, maar niet over de mogelijkheden tot het verkrijgen van een woning buiten de sociale huur. Eisers betoog dat particulier huren lastig is, onderbouwt hij niet nader. Mocht eiser wel problemen ondervinden in Malta, dan kan eiser daarover klagen bij de Maltese autoriteiten. Niet is gebleken dat zij eiser niet kunnen of willen helpen.
5.3.
De rechtbank oordeelt bovendien dat eisers betoog dat Malta zijn internationale verplichtingen niet nakomt omdat zij subsidiair beschermden en verdragsvluchtelingen verschillend behandelen niet slaagt. De rechtbank overweegt met de staatssecretaris dat uit het enkele gegeven dat statushouders met subsidiaire bescherming mogelijk beperkter recht hebben op uitkeringen dan statushouders die een verdragsvluchteling zijn, niet blijkt dat Malta zich niet aan zijn internationale verplichtingen houdt. Uit de Kwalificatierichtlijn volgt namelijk dat het maken van onderscheid tussen subsidiair beschermden en verdragsvluchtelingen toegestaan is. De staatssecretaris stelt bovendien terecht dat niet is gebleken dat eiser moeilijkheden heeft ondervonden in het effectueren van zijn rechten, nu uit eisers verklaringen blijkt dat hij nooit een uitkering heeft aangevraagd.
5.4.
Tot slot is de rechtbank van oordeel dat uit eisers verklaringen over de problemen die hij heeft ervaren bij zijn gezinsherenigingsaanvraag niet de conclusie kan worden getrokken dat Malta in strijd handelt met internationale verplichtingen. De staatssecretaris stelt namelijk terecht dat, hoewel het te betreuren is dat er volgens eisers verklaringen een fout is gemaakt bij de gezinsherenigingsaanvraag, uit zijn verklaringen ook blijkt dat de Maltese autoriteiten hun fout hebben erkend en zij eiser opnieuw in de gelegenheid hebben gesteld om een aanvraag tot gezinshereniging in te dienen. Niet is dus gebleken dat de Maltese autoriteiten eiser niet willen of kunnen helpen. Deze beroepsgrond slaagt dus niet.
Heeft de staatssecretaris eiser ten onrechte een vertrektermijn opgelegd?
6. Eiser stelt dat hem ten onrechte een vertrektermijn is opgelegd. Volgens eiser kan van hem niet worden verwacht dat hij Nederland onmiddellijk verlaat aangezien hij nog met de procedure bij de rechtbank bezig is.
6.1.
De rechtbank stelt vast dat eiser deze beroepsgrond op zitting heeft laten vallen. De rechtbank bespreekt deze beroepsgrond daarom niet.

Conclusie en gevolgen

7. De staatssecretaris heeft de aanvraag terecht niet-ontvankelijk verklaard.
Het beroep is ongegrond. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.A. van Schagen, rechter, in aanwezigheid van mr. V. Bouman, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen één week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.ABRvS 1 september 2016, ECLI:NL:RVS:2016:2441, r.o. 5.
2.Artikel 45, derde lid, van de Procedurerichtlijn.
3.Artikel 18, derde lid, van de Eurodac-verordening.
4.AIDA Country Report: Malta, 2022 update van April 2023, p. 146.
5.AIDA Country Report: Malta, 2022 update van April 2023, p. 144.