ECLI:NL:RBDHA:2024:4795

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 april 2024
Publicatiedatum
5 april 2024
Zaaknummer
24-1279
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen handhaving van een last onder dwangsom voor het verwijderen van een overkapping

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 4 april 2024, wordt het beroep van eiseres, een B.V. gevestigd in Delft, behandeld tegen een last onder dwangsom opgelegd door het college van burgemeester en wethouders van Delft. De zaak betreft een overkapping van meer dan 100 m2 die zonder de vereiste omgevingsvergunning is gerealiseerd. Eiseres had de opdracht gekregen om de overkapping te verwijderen en de bestrating in oude staat te herstellen, met een begunstigingstermijn die eerder was vastgesteld op 7 juli 2023. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen deze last en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter oordeelt dat het college niet adequaat heeft ingespeeld op de opdracht om in overleg te treden over mogelijke oplossingen, wat leidt tot de conclusie dat het bestreden besluit niet met de vereiste zorgvuldigheid tot stand is gekomen. De voorzieningenrechter vernietigt het bestreden besluit voor zover het de begunstigingstermijn betreft en verlengt deze tot 8 weken na verzending van de uitspraak. Eiseres krijgt ook een vergoeding van proceskosten toegewezen. De uitspraak benadrukt de noodzaak van zorgvuldigheid in handhavingsprocedures en het belang van overleg tussen partijen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummers: SGR 24/1279 en SGR 24/1280
uitspraak van de voorzieningenrechter van 4 april 2024 op het beroep en het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[eiseres] B.V. ( [bedrijfsnaam] ), te [vestigingsplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. L. van Schie-Kooman),
en

het college van burgemeester en wethouders van Delft, het college

(gemachtigde: mr. J.A.M. Kool).
Als derde-partijen nemen aan de zaak deel:
Historische vereniging Delfia Batavorum, Commissie Behoud Stadsschoon en Belangenvereniging Oude en Nieuwe Delf, te Delft (belanghebbenden).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van eiseres tegen een haar opgelegde last onder dwangsom.
Het college heeft met het besluit van 24 mei 2023 eiseres onder oplegging van een dwangsom gelast om voor 7 juli 2023 de overkapping met toebehoren aan de achterzijde van het gebouw aan de [adres 1] en de voorzijde van het [adres 2] te [plaats] te verwijderen en verwijderd te houden en de bestrating in oude staat te herstellen. Met het bestreden besluit van 12 januari 2024 op het bezwaar van eiseres is het college bij dit besluit gebleven. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld (zaaknr. SGR 24/1280).
Het college heeft op het verzoek gereageerd met een verweerschrift. De Commissie Behoud Stadsschoon heeft ook schriftelijk gereageerd.
Eiseres heeft nadere stukken overgelegd.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 14 maart 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: [naam 1] namens eiseres, de gemachtigde van eiseres, de gemachtigde van het college, vergezeld door [naam 2] en namens de Commissie Behoud Stadsschoon, [naam 3] (voorzitter).

Totstandkoming van het besluit

2. Uit het constateringsrapport van 14 december 2022 blijkt dat twee inspecteurs van de afdeling Bouw en Bijzonder Onderzoek van de gemeente op 23 november 2022 een bezoek hebben gebracht aan het Heilige Geestkerkhof, achterzijde [adres 1] . Zij hebben waargenomen dat daar een bouwwerk is gerealiseerd, bestaande uit een staalconstructie met een beweegbaar zonnescherm, waar ook een uitvalscherm aan bevestigd is. Het bouwwerk heeft een diepte van ongeveer 10 tot 11 meter, een hoogte van ongeveer 4,5 meter, is ongeveer 10 meter breed en heeft een oppervlakte van ongeveer 100 tot 110 m2.
Op 30 november 2022 hebben belanghebbenden een brief geschreven aan het college waarin zij zich op het standpunt stellen dat aan het Heilige Geestkerkhof een terrasoverkapping is gerealiseerd die te groot, te hoog en te definitief is, en daarom in strijd is met het Terrassenbeleid en het bestemmingsplan. Belanghebbenden hebben het college dan ook verzocht om handhavend op te treden.
Bij brief van 23 januari 2023 heeft het college aan eiseres meegedeeld dat de op
23 november 2022 waargenomen overkapping niet zonder omgevingsvergunning mocht worden gerealiseerd en eiseres daarom in overtreding is.
Op 21 maart 2023 hebben de inspecteurs nogmaals een controle uitgevoerd en vastgesteld dat eiseres de overkapping niet heeft verwijderd.
Bij brief van 7 april 2023 heeft het college aan eiseres bekendgemaakt dat het voornemens is een last onder dwangsom op te leggen. Op 21 april 2023 heeft eiseres een zienswijze ingediend.
In het besluit van 24 mei 2023 heeft het college zich op het standpunt gesteld dat de overkapping niet voldoet aan de voorwaarden om vergunningvrij te worden gerealiseerd. Nu de overkapping zonder omgevingsvergunning is geplaatst, is sprake van overtredingen van artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a en c, en artikel 2.3a, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo): het zonder omgevingsvergunning bouwen en in stand laten van een bouwwerk en het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan. Het college heeft in het bestreden besluit opgenomen dat eiseres de overtredingen ongedaan kan maken door vóór 7 juli 2023:
- de overkapping met uitschuifbare luifel te verwijderen en verwijderd te houden. Dit houdt ook in dat eiseres de stalen constructie van de overkapping met de uitschuifbare luifel dient te verwijderen en verwijderd te houden;
- de funderingen die ten behoeve van de overkapping met luifel zijn geplaatst te verwijderen en verwijderd te houden;
- de bestrating van de gronden toebehorend aan de gemeente op de locatie van het bouwwerk in oude staat te herstellen.
Als eiseres de last niet of niet volledig uitvoert, verbeurt zij een dwangsom van € 8.000,- per week met een maximum van € 24.000,-.
Bij brief van 30 juni 2023 heeft het college de begunstigingstermijn verlengd tot
18 september 2023.
Eiseres heeft de voorzieningenrechter gevraagd het besluit van 24 mei 2023 te schorsen (zaaknr. SGR 23/4260).
Met de uitspraak van 21 juli 2023 heeft de voorzieningenrechter van deze rechtbank het besluit van 24 mei 2023 geschorst en de begunstigingstermijn verlengd tot 1 november 2023, of - indien het college voor 1 november 2023 een beslissing op bezwaar neemt - tot zes weken na de bekendmaking van de beslissing op bezwaar.
De begunstigingstermijn is op 18 oktober 2023 verlengd tot 15 januari 2024.
Met het bestreden besluit van 12 januari 2024 op het bezwaar van eiseres is het college, deels in afwijking van het advies van de Commissie voor bezwaarschriften (de commissie), bij dit besluit gebleven. Daarbij heeft het college de begunstigingstermijn verlengd tot
zes weken na dagtekening van de beslissing op bezwaar.
Op 23 februari 2024 heeft de voorzieningenrechter het verzoek om een ordemaatregel te treffen afgewezen.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

3. De voorzieningenrechter beoordeelt de rechtmatigheid van het bestreden besluit. Hij doet dat aan de hand van de door eiseres aangevoerde gronden. Omdat de voorzieningenrechter na afloop van de zitting tot de conclusie is gekomen dat nader onderzoek niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak, beslist hij ook op het beroep van eiseres. Artikel 8:86, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.
Overgangsrecht Omgevingswet
4. Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Als een verzoek om handhaving van de Wabo is ingediend vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet blijft op grond van artikel 4.3, aanhef en onder a, van de Invoeringswet Omgevingswet het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het besluit op die aanvraag onherroepelijk wordt. Het bestreden besluit is genomen naar aanleiding van een verzoek om handhaving dat is ingediend voor 1 januari 2024.
Is sprake van een overtreding?
5. De overkapping zoals die er op dit moment staat, kan niet zonder omgevingsvergunning worden gerealiseerd. Nu deze omgevingsvergunning niet is verleend, is sprake van een overtreding en is het college bevoegd om handhavend op te treden. De voorzieningenrechter zal hieronder aan de hand van de gronden die eiseres heeft ingediend beoordelen of er omstandigheden zijn die maken dat het college – ondanks zijn bevoegdheid om handhavend op te treden – hier toch geheel of gedeeltelijk van af had moeten zien. Daarbij geldt dat het college, gelet op het algemeen belang dat gediend is met handhaving, in de regel van zijn bevoegdheid om handhavend op te treden gebruik zal moeten maken. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag van het college worden gevergd, dit niet te doen. Dit kan zich voordoen als concreet zicht op legalisatie bestaat. Daarnaast kan handhavend optreden zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie moet worden afgezien.

Concreet zicht op legalisatie?

6. Eiseres voert aan dat voor de overkapping een omgevingsvergunning kan worden verleend, omdat het gebruik in overeenstemming is met het bestemmingsplan, nu de overkapping kan worden aangemerkt als “een verblijfvoorziening ten dienste van de aangrenzende bestemming”, en voor de overschrijding van de maximale bouwhoogte een binnenplanse afwijking kan worden verleend. Daarnaast kleven er aan het negatieve advies van de Adviescommissie omgevingskwaliteit (AOK) volgens eiseres zodanige gebreken dat dit niet ten grondslag kan worden gelegd aan de handhavingsprocedure of de toetsing van een aanvraag om omgevingsvergunning. Zo is die adviescommissie er ten onrechte vanuit gegaan dat de overkapping zich aan een voorgevel bevindt en is in het aangepaste advies van 4 mei 2023 geen rekening gehouden met het open karakter van het bouwwerk. Ook is het bouwwerk naar de mening van eiseres in overeenstemming met een goede ruimtelijke ordening. De ruimtelijke impact van de overkapping is gering, er is geen sprake van zijwanden en de luifel kan worden ingeschoven. Ook is er geen afscheiding om het terras geplaatst, aldus eiseres.
7. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) is het enkele feit dat het college niet bereid is een omgevingsvergunning te verlenen voor het afwijken van het bestemmingsplan in beginsel voldoende om geen concreet zicht op legalisatie aan te nemen. Verweerder heeft gemotiveerd aangegeven dat geen medewerking zal worden verleend aan legalisatie van de overkapping door middel van een omgevingsvergunning met een zogenaamde “kruimelvrijstelling”, omdat het bouwwerk op stedenbouwkundige gronden strijd oplevert met een goede ruimtelijke ordening en bovendien, gelet op het negatieve advies van de AOK, eveneens in strijd is met de redelijke eisen van welstand. Hiermee staat voldoende vast dat het college niet bereid is om de gerealiseerde overkapping te legaliseren Voor een beoordeling van de argumenten die eiseres hier inhoudelijk tegen heeft ingebracht, zoals weergegeven onder rechtsoverweging 6, is in het kader van de legalisatievraag geen ruimte. De voorzieningenrechter wijst er daarbij op dat in deze procedure een handhavingsbesluit aan de orde is, dat met het bestreden besluit in stand is gelaten, en geen weigering om een omgevingsvergunning te verlenen voorligt.
8. Ook het standpunt van eiseres dat de eerdere aanvraag om een omgevingsvergunning door het college bij besluit van 11 juli 2023 ten onrechte buiten behandeling is gesteld omdat de gemeente haar geen toestemming geeft om ter plaatse te bouwen kan niet leiden tot een ander oordeel. Eiseres kan tegen zodanig besluit bezwaar instellen en bij ongegrondverklaring van het bezwaar beroep instellen bij de rechtbank. [1] De rechtbank kan dan beoordelen of de aanvraag terecht buiten behandeling is gesteld en dus ook antwoord geven op de vraag of het gestelde ontbreken van toestemming in de weg kan staan aan een inhoudelijke beoordeling van de aanvraag om een omgevingsvergunning.
9. De voorzieningenrechter concludeert dan ook dat er geen concreet zicht op legalisatie is.
Vertrouwensbeginsel
10. Eiseres voert aan dat zij van de accountmanager horeca/MKB Binnenstad had begrepen dat de overkapping vergunningvrij kon worden opgericht.
11. De voorzieningenrechter heeft hierover in zijn uitspraak van 21 juli 2023 geoordeeld dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat in dit geval sprake is van een toezegging, uitlating of gedraging waaraan zij het vertrouwen kon ontlenen dat zij de overkapping vergunningvrij kon realiseren, omdat eiseres niet met stukken heeft onderbouwd dat een dergelijke toezegging toch zou zijn gedaan.
De voorzieningenrechter stelt vast dat eiseres ook in beroep in dit verband geen stukken heeft overgelegd, zodat de voorzieningenrechter geen reden ziet om anders te oordelen dan in de uitspraak van 21 juli 2023. Deze grond slaagt daarom niet.
Gelijkheidsbeginsel
12. Ook voert eiseres aan dat nog steeds niet duidelijk is waarom voor twee overkappingen op de Markt wel een omgevingsvergunning is verleend, tegen overkappingen op de Markt niet wordt gehandhaafd en de gemeente Delft als grondeigenaar wel toestemming geeft voor het plaatsen van overkappingen op de Markt. Het betreft in het bijzonder restaurants zoals Stromboli (Markt 6-10), Real Greek (Markt 12), Pinchos & Bebidas (Markt 26) en Koningshuys (Markt 40).
13. De voorzieningenrechter heeft in zijn uitspraak van 21 juli 2023 overwogen dat handhavend optreden in dit geval niet strijdig is met het gelijkheidsbeginsel, omdat de overkappingen waar eiseres naar verwijst geen vergelijkbare gevallen zijn. In hetgeen eiseres in beroep heeft aangevoerd ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding om daarover thans anders te oordelen. Ook de door eiseres genoemde vier adressen zijn reeds in de eerdere voorlopige voorzieningprocedure aan de orde zijn geweest.
Evenredigheid
14. Daarnaast stelt eiseres dat het evident is dat het bestreden besluit voor haar onevenredige gevolgen heeft, omdat de gehele overkapping moet worden verwijderd en het college had kunnen volstaan met minder vergaande maatregelen, zoals ook de commissie heeft geadviseerd. De voorzieningenrechter heeft in de uitspraak van 21 juli 2023 immers aangegeven dat partijen met elkaar in overleg moeten treden over mogelijke oplossingen, aldus eiseres.
15. Anders dan eiseres stelt en de bezwarencommissie kennelijk ook aanneemt heeft de voorzieningenrechter met zijn hieronder in rechtsoverweging 22 weergegeven overweging in zijn uitspraak van 21 juli 2023 niet aangegeven dat overleg over mogelijke oplossingen voor een aangepaste overkapping een rol kan spelen in het kader van de evenredigheid, maar uitsluitend bij de vaststelling van de lengte van de begunstigingstermijn. In zoverre berust het standpunt van eiseres dan ook op een onjuiste lezing van die uitspraak.
16. De voorzieningenrechter heeft in zijn uitspraak van 21 juli 2023 geoordeeld dat handhavend optreden in dit geval niet onevenredig is, omdat het college meer gewicht heeft mogen toekennen aan het voorkomen van ongewenste precedentwerking en ongewenste privatisering van de openbare ruimte dan aan de (financiële) belangen van eiseres. Eiseres heeft geen argumenten ingebracht die de voorzieningenrechter aanleiding kunnen geven om daar thans anders over te beslissen.
De vraag of en onder welke voorwaarden een aangepaste overkapping mogelijk zou kunnen worden toegestaan speelt in het kader van de belangenafweging geen rol. De Afdeling heeft in de uitspraak van 5 juli 2023 [2] immers geoordeeld dat een eventuele toekomstige situatie losstaat van de beoordeling van de vraag of het besluit tot handhaving dat hier aan de orde is, geschikt is om het doel te bereiken.
17. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft het college in het bestreden besluit daarom terecht geoordeeld dat handhavend optreden in dit geval niet onevenredig is.
Deze grond slaagt daarom evenmin.
18. Daarnaast is de voorzieningenrechter niet gebleken dat in het bestreden besluit geen zorgvuldige afweging van de relevante belangen heeft plaatsgevonden.
Van andere bijzondere omstandigheden op grond waarvan het college van handhavend optreden had behoren af te zien is de voorzieningenrechter niet gebleken.
Hoogte dwangsom
19. Verder acht eiseres de opgelegde dwangsom onredelijk hoog en is deze niet in verhouding tot de gestelde overtreding.
20. De voorzieningenrechter heeft in zijn uitspraak van 21 juli 2023 overwogen dat het college zich in redelijkheid op het standpunt heeft mogen stellen dat een bedrag van
€ 8.000,- met een maximum van € 24.000,- in redelijke verhouding staat tot het daarmee te dienen doel, omdat eiseres niet concreet heeft gemaakt waarom de hoogte van de dwangsom onredelijk hoog is en niet in verhouding staat tot de gestelde overtreding.
De voorzieningenrecht stelt vast dat eiseres in beroep evenmin nader heeft gemotiveerd waarom de opgelegde dwangsom onredelijk hoog is, zodat er geen aanleiding bestaat om hierover thans anders te oordelen. Deze grond slaagt daarom evenmin.
Begunstigingstermijn
21. Eiseres voert aan dat het college in strijd met de uitspraak van de voorzieningenrechter en het advies van de commissie handelt doordat het college steeds en ook in het bestreden besluit aangeeft dat alternatieve bouwplannen moeten worden ingediend, maar geen dialoog aangaat wat dan wel of niet acceptabel zou zijn gelet op de situatie op de Markt.
22. De voorzieningenrechter heeft in zijn uitspraak van 21 juli 2023 overwogen dat, hoewel de verlengde begunstigingstermijn in beginsel voldoende is om de overkapping te verwijderen, deze termijn geen recht doet aan de huidige situatie van eiseres. De voorzieningenrechter heeft het college opgedragen met eiseres in overleg te treden over mogelijke oplossingen en in dat overleg nader toe te lichten waarom het niet voldoende zou zijn als eiseres de overkapping aanpast conform de afmetingen van de overkappingen aan de Markt en hoe het college aankijkt tegen eventuele andere initiatieven om tot een overkapping te komen.
23. De voorzieningenrechter stelt thans vast dat op 26 september 2023 een gesprek heeft plaatsgevonden teneinde tot een aanvraag te komen en dat het college om richtinggevende varianten heeft gevraagd, waarbij naar de ruimtelijke kaders uit het bestemmingsplan is verwezen. Blijkens het e-mailbericht namens het college van 28 september 2023 is nogmaals gekeken naar de verleende vergunningen voor overkappingen uit 2014 en 2016 op de Markt. Daarin is aangegeven dat de oppervlakten van de verleende overkappingen op de Markt uiteenlopen van 17 tot 24 m2 en is het idee geopperd om de huidige stalen constructie te gebruiken voor het realiseren van een kleinere overkapping.
Vervolgens zijn er verschillende gesprekken en contactmomenten tussen vertegenwoordigers van eiseres en de gemeente geweest. Eiseres heeft uiteindelijk tot
15 november 2023 de tijd gekregen om richtinggevende varianten in te dienen, maar eiseres heeft van die gelegenheid geen gebruik gemaakt. In het e-mailbericht van 10 november 2023 van de verantwoordelijk wethouder staat dat het college bereid is om over een alternatief ontwerp met eiseres in gesprek te gaan en dat op basis van een alternatief ontwerp kan worden bekeken of dat binnen het geldende ruimtelijk beleid en het advies van de AOK van 4 mei 2023 past. Vervolgens heeft op 22 december 2024 een gesprek met eiseres en de verantwoordelijk wethouder plaatsgevonden. Op 8 januari 2024 heeft een gesprek met ambtenaren plaatsgevonden, waarbij nogmaals de randvoorwaarden zijn geschetst. In het gespreksverslag van die bijeenkomst staat dat besproken is dat als er een terrasoverkapping gemaakt wordt, die achter de boom en de lantaarnpaal moet blijven en een maximale diepte van 3 à 4 meter gemeten vanaf de gevel moet hebben. Daarnaast is in dat verslag vermeld dat een uitvalscherm/zonnescherm aan de gevel een goede kans heeft om op korte termijn vergund te kunnen worden, zolang dit vrij hangt en niet op de ondergrond steunt. In dit verslag is tevens aangegeven dat het huidige portaal aanpassen tot achter de boom en de lantaarnpaal nu niet haalbaar is.
In het bestreden besluit heeft het college overwogen dat de bezwarencommissie heeft geadviseerd om te onderzoeken of een mogelijk kleinere overkapping wel mogelijk zou zijn. Daarnaast is overwogen dat eiseres herhaaldelijk is verzocht om alternatieve ontwerpen aan te dragen en dat het college actief heeft meegedacht over de uitstraling en de verhoudingen van de alternatieven. Helaas heeft eiseres geen alternatieven voorgesteld. Dit heeft het college belemmerd om verder onderzoek te doen naar de mogelijkheid van een kleinere overkapping. Om die reden kan niet anders dan handhavend worden opgetreden met als doel om de volledige overkapping weg te laten halen, aldus het college.
24. De opdracht van de voorzieningenrechter hield blijkens voormelde overweging uit zijn uitspraak van 21 juli 2023 ook in dat in het kader van het door het college te initiëren overleg over mogelijke oplossingen bezien moest worden of aanpassing van de overkapping in de visie van het college tot de mogelijkheden behoorde. Mocht dat niet zo zijn, dan dient het college nader toe te lichten waarom het niet voldoende zou zijn als eiseres de overkapping aanpast conform de afmetingen van de overkappingen aan de Markt. Uit de feitelijke gang van zaken na de uitspraak van 21 juli 2023, zoals hiervoor is weergegeven, kan worden afgeleid dat het college in lijn met de opdracht het overleg heeft geïnitieerd. Uit het e-mailbericht van 28 september 2023 kon eiseres afleiden dat het college ruimte zag om de bestaande stalen constructie te gebruiken om een kleinere overkapping te realiseren in lijn met vergunde overkapping op de Markt met een oppervlakte van 17 tot 24 m2. Gelet hierop kon eiseres ervan uitgaan dat aanpassing van de huidige overkapping mogelijk was en had van eiseres op zich mogen worden verwacht dat zij, eveneens in lijn met de opdracht van de voorzieningenrechter, een alternatief ontwerp zou aandragen, zoals namens het college herhaaldelijk is verzocht. Ook uit het verslag van het overleg op 8 januari 2024 kan worden afgeleid dat onder daarin vermelde voorwaarden ruimte is om een aangepast ontwerp in te dienen. In het bestreden besluit heeft het college met verwijzing naar het email-bericht van 28 september 2023 herhaald dat de vergunde overkappingen van 17 tot 24 m2 op de Markt richtinggevend zijn en wordt het advies van de bezwarencommissie om alsnog te onderzoeken of een aanpassing van de bestaande overkapping mogelijk is niet gevolgd, omdat eiseres geen concrete alternatieven voor een kleinere overkapping heeft aangedragen. Ook in het verweerschrift heeft het college zich nog op het standpunt gesteld dat de gemeente bereid is om als eigenaar van de grond toestemming te geven als er een principeverzoek/aanvraag wordt ingediend voor een overkapping (van kleinere omvang) waar het college mee akkoord gaat. Ter zitting is namens het college echter desgevraagd aangegeven dat de optie om de overkapping aan te passen van de baan is. Nu eiseres pas naar aanleiding van het verhandelde ter zitting met dit gewijzigde standpunt van het college bekend kon zijn, kan het aan eiseres niet worden toegerekend dat zij niet eerder een aangepast ontwerp van de huidige overkapping heeft ingediend bij het college. Het college heeft hiermee geen adequate invulling gegeven aan de opdracht van de voorzieningenrechter om onder verlenging van de begunstigingstermijn in overleg te treden over mogelijke oplossingen. Nu dat niet is gebeurd is het bestreden besluit niet met de vereiste zorgvuldigheid tot stand gekomen en ontbreekt een deugdelijke motivering. Hoewel dit gebrek niet afdoet aan de rechtmatigheid en evenredigheid van de in bezwaar gehandhaafde last onder dwangsom, is de voorzieningenrechter wel van oordeel dat de in het bestreden besluit vermelde begunstigingstermijn niet passend is, nu eiseres pas op zitting heeft vernomen dat aanpassing van de huidige overkapping niet meer mogelijk is. Gelet hierop zal aan eiseres een langere begunstigingstermijn worden gegund om aan de opgelegde last te voldoen. Nu eiseres heeft aangegeven dat uitvoering van een opdracht tot verwijdering pas na twee maanden kan worden uitgevoerd zal de voorzieningenrechter de begunstigingstermijn verlengen tot 8 weken na verzending van deze uitspraak.

Conclusie en gevolgen

25. Het beroep is gegrond omdat het bestreden besluit met betrekking tot de begunstigingstermijn in strijd is met de artikelen 3:2 en 7:12, eerste lid, van de Awb. De voorzieningenrechter vernietigt daarom het bestreden besluit voor zover het de begunstigingstermijn betreft.
De voorzieningenrechter neemt met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder b, van de Awb nu zelf een beslissing en bepaalt dat de begunstigingstermijn wordt verlengd tot 8 weken na verzending van deze uitspraak.
Omdat het beroep gegrond is en de voorzieningenrechter zelf een beslissing neemt, is er geen aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen.
26. Omdat het beroep gegrond is moet het college het griffierecht aan eiseres vergoeden en krijgt eiseres ook een vergoeding van haar proceskosten.
Het college moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 2.625,- omdat de gemachtigde van eiseres een beroepschrift heeft ingediend, een verzoek om een voorlopige voorziening heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit voor zover het de begunstigingstermijn betreft;
- bepaalt dat de begunstigingstermijn wordt verlengd tot 8 weken na verzending van deze uitspraak en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats komt van het vernietigde gedeelte van het besluit;
- wijst het verzoek om voorlopige voorziening af;
- bepaalt dat het college het griffierecht van € 371,- aan eiseres moet vergoeden;
- veroordeelt het college tot betaling van € 2.625,- aan proceskosten aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.H. Smits, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van drs. A.C.P. Witsiers, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 4 april 2024.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak voor zover deze gaat over het beroep, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak voor zover deze gaat over het beroep. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen. Tegen deze uitspraak voor zover deze gaat over de voorlopige voorziening staat geen hoger beroep open.

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van 11 april 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BW1563