ECLI:NL:RBDHA:2024:4753
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het beroep inzake verblijfsvergunning asiel door vertrek met onbekende bestemming
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 4 april 2024, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag op 12 maart 2024 niet in behandeling genomen, omdat Spanje verantwoordelijk is voor de aanvraag. De rechtbank oordeelt op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting.
De rechtbank stelt vast dat eiser, een Tunesische vreemdeling, op of omstreeks 3 januari 2024 met onbekende bestemming is vertrokken en dat zijn gemachtigde sinds december 2023 geen contact meer met hem heeft gehad. Dit leidt de rechtbank tot de conclusie dat eiser geen prijs meer stelt op de door hem aanvankelijk gezochte bescherming in Nederland. Hierdoor heeft hij geen rechtens te beschermen belang meer bij een inhoudelijke beoordeling van zijn beroep.
De rechtbank concludeert dat het beroep niet-ontvankelijk is, wat betekent dat de zaak niet inhoudelijk wordt beoordeeld. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. J.L. Boxum, rechter, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.