ECLI:NL:RBDHA:2024:4624
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf
In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op haar aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van nareis. De rechtbank heeft op 28 maart 2024 uitspraak gedaan zonder zitting, op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Eiseres had verzocht om vrijstelling van het griffierecht wegens betalingsonmacht, wat door de rechtbank voorlopig is toegewezen. De rechtbank oordeelt dat aan de voorwaarden voor vrijstelling is voldaan en heeft het verzoek definitief toegewezen.
De rechtbank overweegt dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit, zoals bepaald in artikel 6:2 van de Awb. De aanvraag van eiseres is op 9 juni 2023 ontvangen, en de beslistermijn is verlengd tot 9 december 2023. Eiseres heeft verweerder op 2 januari 2024 in gebreke gesteld, waarna het beroep op 24 januari 2024 is ingediend. De rechtbank concludeert dat het beroep tijdig is ingediend en kennelijk gegrond is.
De rechtbank legt verweerder een termijn van twintig weken op om alsnog een besluit bekend te maken. Tevens wordt verweerder een dwangsom opgelegd van € 100 per dag bij overschrijding van deze termijn, met een maximum van € 7.500. De rechtbank stelt vast dat verweerder € 1.442 aan bestuurlijke dwangsommen heeft verbeurd en veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 437,50. De uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, rechter, en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.