ECLI:NL:RBDHA:2024:4621
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf
In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op haar aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van nareis. De rechtbank heeft op 28 maart 2024 uitspraak gedaan zonder zitting, op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Eiseres had verzocht om vrijstelling van het griffierecht wegens betalingsonmacht, wat door de rechtbank voorlopig is toegewezen. De rechtbank oordeelt dat eiseres voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij voldoet aan de voorwaarden voor vrijstelling.
De rechtbank overweegt dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit, zoals bepaald in artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb. De aanvraag van eiseres is op 14 juni 2023 door verweerder ontvangen, en verweerder had uiterlijk op 14 december 2023 een besluit moeten nemen. Eiseres heeft verweerder op 28 december 2023 in gebreke gesteld, en het beroep is op 25 januari 2024 ingesteld, wat tijdig is. De rechtbank verklaart het beroep gegrond en draagt verweerder op om binnen twintig weken na de uitspraak alsnog een besluit bekend te maken.
Daarnaast legt de rechtbank een dwangsom op van € 100 per dag voor elke dag dat de termijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500. De rechtbank stelt vast dat verweerder aan eiseres € 1.442 aan bestuurlijke dwangsommen heeft verbeurd, en veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 437,50. De uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, rechter, en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.