AI samenvatting door Lexboost • Automatisch gegenereerd
Beoordeling van het beroep tegen de afwijzing van een verblijfsaanvraag op basis van EU-recht en de opheffing van een inreisverbod
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 3 april 2024 wordt het beroep van eiser, een Nigeriaanse man, beoordeeld tegen de afwijzing van zijn aanvraag om op grond van het EU-recht bij zijn Nederlandse zoon te mogen verblijven en de weigering om een eerder opgelegd zwaar inreisverbod op te heffen. Eiser heeft in het verleden asiel aangevraagd in Nederland, maar zijn aanvraag werd afgewezen en hij kreeg een inreisverbod van tien jaar opgelegd vanwege betrokkenheid bij ernstige misdrijven in Nigeria. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid onvoldoende heeft gemotiveerd dat eiser nog steeds een gevaar voor de openbare orde vormt en dat de afwijzing van zijn aanvraag niet evenredig is. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en het aanvullend besluit van de staatssecretaris, en bepaalt dat de staatssecretaris opnieuw moet beslissen op het bezwaar van eiser. De rechtbank wijst erop dat de staatssecretaris onvoldoende rekening heeft gehouden met de afhankelijkheid van de zoon van eiser en de gezondheidstoestand van de betrokken kinderen. Eiser krijgt ook een vergoeding voor de gemaakte proceskosten, inclusief de kosten voor het inschakelen van een deskundige.
Voetnoten
1.HvJEU 10 mei 2017, ECLI:EU:C:2017:354.
2.Het beroep richt zich op grond van artikel 6:19 van de Algemene wet bestuursrecht ook tot dit aanvullende besluit.
3.Verdrag van Genève betreffende de status van vluchtelingen van 28 juli 1951.
4.ABRvS 30 augustus 2016, 201602229/1/V2 (niet gepubliceerd), waarin de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 8 maart 2016 (AWB 15/12998) op het beroep van eiser is bevestigd.
5.ABRvS 17 december 2019, 201902336/1/V3 (niet gepubliceerd), waarin de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, van 22 februari 2019 (AWB 18/4148) op het beroep van eiser is bevestigd.
6.Deze vereisten zijn uitgewerkt in paragraaf B10/2.3 van de Vreemdelingencirculaire 2000.
7.Als bedoeld in artikel 8.22 van het Vreemdelingenbesluit 2000.
8.Artikel 8:72, derde lid, van de Awb maakt dat mogelijk.
9.HvJEU 13 september 2016, ECLI:EU:C:2016:675, punten 84 tot en met 86.
10.HvJEU 2 mei 2018, ECLI:EU:C:2018:296.
12.Rb. Den Haag 8 maart 2016, zaaknummer AWB 15/12998 (niet gepubliceerd).
13.Het gaat dan om de gehoorverslagen, het voornemen, de beschikking en de uitspraken van de rechtbank en de Afdeling.
16.Hof van Justitie, 6 juli 2023, ECLI:EU:C:2023:540