Op 29 maart 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, uitspraak gedaan in een zaak die betrekking heeft op derdelanders uit Oekraïne die tijdelijk verblijfsrecht hebben. De voorzieningenrechter was niet in staat om tijdig afzonderlijke beslissingen te nemen op 95 lopende verzoeken om voorlopige voorzieningen. Daarom heeft hij besloten om in één uitspraak alle zaken af te doen. De terugkeerbesluiten van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid worden geschorst, maar de verzoeken om behoud van opvang en werk worden afgewezen.
De uitspraak betreft de vraag of derdelanders uit Oekraïne, die voor 2 april 2024 in Nederland verblijven, hun verblijf mogen voortzetten in afwachting van hun procedure bij de rechtbank. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er sprake is van onverwijlde spoed, omdat de verzoekers per 2 april 2024 de opvang van de gemeente moeten verlaten en mogelijk kunnen worden uitgezet. De voorzieningenrechter heeft eerder al geoordeeld dat de terugkeerbesluiten onzorgvuldig tot stand zijn gekomen, omdat de vreemdelingen niet in de gelegenheid zijn gesteld om hun persoonlijke omstandigheden toe te lichten.
De voorzieningenrechter heeft de verzoeken om voorlopige voorzieningen gedeeltelijk toegewezen, maar de verzoeken om het recht op opvang en het recht om te werken zonder tewerkstellingsvergunning zijn afgewezen. Dit is ongunstig voor de derdelanders, maar gezien het aantal procedures was het niet mogelijk om in elke individuele zaak een zitting te houden. De staatssecretaris is veroordeeld in de proceskosten van de verzoekers, vastgesteld op € 875,00 per verzoeker. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.