ECLI:NL:RBDHA:2024:2785
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Rechtspositie van derdelanders uit Oekraïne met tijdelijke bescherming en de gevolgen van terugkeerbesluit
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 4 maart 2024 uitspraak gedaan over een verzoek om voorlopige voorziening van een Nigeriaanse verzoeker die tijdelijk in Nederland verblijft op basis van de Richtlijn Tijdelijke Bescherming. De verzoeker heeft beroep ingesteld tegen een brief van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarin werd medegedeeld dat zijn tijdelijke bescherming per 4 maart 2024 eindigt en dat hij vanaf die datum niet meer mag werken zonder tewerkstellingsvergunning. De voorzieningenrechter oordeelt dat er geen spoedeisende situatie is die een voorlopige voorziening rechtvaardigt, omdat de tijdelijke bescherming van rechtswege eindigt en de verzoeker tot 1 april 2024 in Nederland mag blijven. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af, omdat de kans van slagen van het bezwaar tegen het terugkeerbesluit gering is en de belangen van de staatssecretaris zwaarder wegen. De voorzieningenrechter benadrukt dat de rechtbank zich zal inspannen om voor 1 april 2024 uitspraak te doen op het beroep van verzoeker tegen het terugkeerbesluit.