Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 januari 2024 in de zaken tussen
[eiseres] , te [vestigingsplaats] , eiseres
de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Inleiding
Beoordeling door de rechtbank
Dat bezwaar is door verweerder gegrond verklaard. Echter, bij de beoordeling van het bezwaar heeft verweerder, zich daarbij conformerend aan het voorstel van de uitvoeringsorganisatie UVB, bij nader inzien het standpunt ingenomen dat legaten geen baten zijn die voortkomen uit de uitvoering van de normale activiteiten van het zilvermuseum in Schoonhoven. Hiermee heeft verweerder niet op grondslag van het bezwaar beslist en daardoor in strijd gehandeld met artikel 7:11, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Bovendien is verweerder als resultaat van een volledige heroverweging, en dus los van de kwestie die eiseres in bezwaar aan de orde had gesteld, uitgekomen op een aanzienlijk lagere vaststelling van de definitieve tegemoetkoming in de loonkosten op grond van de NOW-3 dan de tegemoetkoming die bij het primaire besluit was vastgesteld. Daarmee heeft verweerder gehandeld in strijd met het verbod van reformatio in peius. Op grond van dit beginsel mag het indienen van een bezwaarschrift er niet toe leiden, dat de indiener via de heroverweging door het bestuur in een slechtere positie geraakt dan zonder de bezwaarprocedure mogelijk zou zijn. [1]