ECLI:NL:RBDHA:2024:4425
Rechtbank Den Haag
- Bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Financiële afwikkeling tussen ex informeel samenlevenden met betrekking tot gezamenlijke woning en bankrekening
In deze zaak, uitgesproken op 6 maart 2024 door de Rechtbank Den Haag, gaat het om de financiële afwikkeling tussen een vrouw en een man die een affectieve relatie hebben gehad en samen twee minderjarige kinderen hebben. De vrouw vordert dat de man meewerkt aan de verkoop van hun gezamenlijke woning, die zij in 2018 hebben aangeschaft. De man is onder bewind gesteld vanwege een gokverslaving en heeft de woning na de breuk in februari 2023 behouden. De rechtbank behandelt de vorderingen in conventie en reconventie gezamenlijk, waarbij de vrouw en de bewindvoerder van de man hun respectieve eisen naar voren brengen. De rechtbank oordeelt dat de woning moet worden verkocht en dat de overwaarde gelijkelijk tussen partijen moet worden verdeeld. De rechtbank wijst de vordering van de vrouw tot verkoop van de woning toe, ondanks de bezwaren van de man, die in de woning wil blijven wonen vanwege zijn kinderen. De rechtbank stelt ook vast dat de gezamenlijke bankrekening aan de man wordt toegewezen zonder dat hij een vergoeding aan de vrouw verschuldigd is. De rechtbank concludeert dat de man bij verkoop van de woning een vordering op de vrouw heeft van € 39.650 plus € 2.408, en compenseert de proceskosten tussen partijen.