Beslissing
De rechtbank, in beide zaken:
- verklaart de uitspraak van 29 januari 2024 vervallen;
- bepaalt dat deze uitspraak daarvoor in de plaats komt;
- verklaart de beroepen gegrond;
- vernietigt de besluiten van 9 december 2021;
- herroept het primaire besluit van 2 juni 2021;
- herroept het primaire besluit van 3 juni 2021;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde besluiten;
- bepaalt dat de staatssecretaris het griffierecht van € 368,- aan eisers moet vergoeden;
- veroordeelt de staatssecretaris tot betaling van € 2.374,- aan proceskosten aan eisers.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.H.G. Odink, voorzitter, en mr. Y. Moussaoui en mr. J.H. Broek, leden, in aanwezigheid van mr. J.C.E. Krikke, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
BIJLAGE 1 – PROCESVERLOOP IN BEIDE ZAKEN
1. Eiser is bij besluit van 27 maart 2019 in het bezit gesteld van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder de beperking ‘kennismigrant’. Op 10 oktober 2019 zijn eiseres en hun zoon in het bezit gesteld van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder de beperking ‘verblijf als familie- of gezinslid’. Bij besluiten van 19 mei 2020 zijn de verblijfsvergunningen van eisers verlengd tot 1 juni 2025.
2. Op 19 april 2021 heeft de staatssecretaris voornemens tot intrekking uitgebracht. Bij zienswijze van 5 april 2021 heeft eiser hierop gereageerd. Op 26 mei 2021 heeft een gehoor plaatsgevonden.
3. Bij besluiten van 2 juni 2021 (eiser) en 3 juni (eiseres en hun zoon) heeft de staatssecretaris de verblijfsvergunningen regulier voor bepaalde tijd ingetrokken. Ook heeft de staatssecretaris aan eiser een terugkeerbesluit opgelegd en een inreisverbod opgelegd voor de duur van twintig jaar.
4. Bij uitspraak van 17 juni 2021heeft de voorzieningenrechter van deze rechtbank en zittingsplaats de voorlopige voorziening afgewezen.
5. Op 21 juni 2021 is eiser overgedragen aan [land]. Eiseres en de minderjarige zoon hadden in mei 2021 Nederland al verlaten. Het gezin verblijft inmiddels in [land 2], alwaar eiser voor een Nederlands IT-bedrijf werkt.
6. Met de bestreden besluiten van 9 december 2021 op de bezwaren van eisers is de staatssecretaris bij de besluiten gebleven.
7. Op 5 januari 2022 hebben eisers beroep ingediend.
8. De rechtbank heeft de AIVD verzocht om haar inzage te geven in de stukken die ten grondslag liggen aan het individueel ambtsbericht van 14 april 2021. De AIVD heeft op grond van artikel 8:29, eerste lid, van de Awb meegedeeld dat uitsluitend de rechtbank van die stukken kennis mag nemen. Bij uitspraak van 17 april 2023 heeft de geheimhoudingskamer van de rechtbank het verzoek tot beperkte kennisneming gerechtvaardigd geacht. Eiser heeft de rechtbank toestemming verleend als bedoeld in artikel 8:29, vijfde lid, van de Awb om kennis te nemen van deze stukken.
9. De staatssecretaris heeft op de beroepen gereageerd met een verweerschrift.
10. De rechtbank heeft de beroepen op 12 december 2023 op zitting behandeld. Hieraan heeft deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, [naam] als tolk in de taal [taal] en de gemachtigde van de staatssecretaris. Eiser en zijn tolk hebben via een videoverbinding aan de zitting deelgenomen. De rechtbank heeft vervolgens de onderliggende stukken, voor zover die haar ter beschikking zijn gesteld, ingezien.