ECLI:NL:RBDHA:2024:4376
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het beroep inzake asielaanvraag door te vroege ingebrekestelling
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 22 maart 2024, wordt het beroep van eiser tegen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid behandeld. Eiser heeft een asielaanvraag ingediend op 20 september 2022, maar stelt dat verweerder niet tijdig heeft beslist op deze aanvraag. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris in eerste instantie een andere lidstaat verantwoordelijk achtte voor de behandeling van de aanvraag, maar op 19 april 2023 heeft besloten dat de aanvraag in de nationale procedure zal worden behandeld. Dit betekent dat de beslistermijn voor de staatssecretaris op dat moment is aangevangen.
De rechtbank wijst erop dat de beslistermijn voor de staatssecretaris, die normaal gesproken zes maanden bedraagt, in dit geval is verlengd door de toepassing van de Wijzigingsbesluit Vreemdelingencirculaire 2022/22. Hierdoor eindigt de beslistermijn op 19 juli 2024, terwijl de maximale termijn van 21 maanden vanaf de indiening van de asielaanvraag eerder eindigt, op 20 juni 2024. Eiser heeft verweerder op 12 december 2023 in gebreke gesteld, maar de rechtbank concludeert dat dit te vroeg was, aangezien de beslistermijn op dat moment nog niet was verstreken.
Daarom verklaart de rechtbank het beroep van eiser kennelijk niet-ontvankelijk. De rechtbank wijst erop dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. Deze uitspraak is gedaan door mr. S.E. van de Merbel, rechter, en is openbaar gemaakt. Eiser heeft de mogelijkheid om binnen zes weken na de uitspraak een verzetschrift in te dienen als hij het niet eens is met deze beslissing.