ECLI:NL:RBDHA:2024:4373
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens prematuur ingediende ingebrekestelling in asielprocedure
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 22 maart 2024, wordt de niet-ontvankelijkheid van het beroep van eiser behandeld. Eiser had op 22 oktober 2022 een asielaanvraag ingediend, maar stelde dat de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet tijdig had beslist op zijn aanvraag. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris in eerste instantie een andere lidstaat verantwoordelijk achtte voor de behandeling van de aanvraag, maar op 15 juni 2023 besloot om de aanvraag in de nationale procedure te behandelen. Hierdoor begon de beslistermijn voor de staatssecretaris op dat moment te lopen.
De rechtbank wijst erop dat de beslistermijn voor de asielaanvraag van eiser, die onder het Wijzigingsbesluit Vreemdelingencirculaire 2022/22 valt, met negen maanden is verlengd en eindigt op 15 september 2024. Echter, de maximale beslistermijn van 21 maanden, die op 22 juli 2024 eindigt, is eerder. Eiser heeft de staatssecretaris op 13 december 2023 in gebreke gesteld, maar de rechtbank concludeert dat deze ingebrekestelling prematuur was, omdat de beslistermijn op dat moment nog niet was verstreken.
Daarom verklaart de rechtbank het beroep van eiser niet-ontvankelijk. De rechtbank wijst ook op het feit dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. Deze uitspraak is gedaan door mr. S.E. van de Merbel, rechter, en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl. Eiser heeft de mogelijkheid om binnen zes weken na de uitspraak een verzetschrift in te dienen als hij het niet eens is met deze beslissing.