Uitspraak
RECHTBANK Den Haag
1.De procedure
2.De feiten
Substituted oxazolidinones and their use in the field of blood coagulation”
Gesubstitueerde oxazolidinonen en toepassing daarvan op het terrein van de bloedstolling”). EP 606 is verleend op 23 februari 2005 op een internationale aanvrage WO 2001/047919 van 11 december 2000. EP 606 is op 11 december 2020 geëxpireerd na het bereiken van de maximale beschermingsduur van 20 jaar. OCNL heeft aan Bayer op basis van EP 606 een aanvullend beschermingscertificaat met nummer 300370 (hierna: ABC 370) verleend voor “rivaroxaban, desgewenst in de vorm van een farmaceutisch aanvaardbaar zout, hydraat of hydraat van het zout” met rechtskracht tot en met 1 april 2024.
Treatment of thromboembolic disorders with rivaroxaban” (“
Behandeling van trombo-embolische aandoeningen met rivaroxaban”). EP 961 is verleend op 22 april 2015 op een internationale aanvrage WO 2006/079474 van 19 januari 2006, waarbij een beroep is gedaan op prioriteit van EP 05001893 van 31 januari 2005. EP 961 is van kracht in onder meer Nederland.
a) Efficacy results:
single dose escalationstudie (Kubitza I) en een
multiple dose escalationstudie (Kubitza II). De Kubitza fase I studie is gepresenteerd op het ASH-congres in 2003 [3] en het ICT-congres in 2004 [4] in de vorm van posters [5] en daarvan afgeleide abstracts [6] .
platelet-induced thrombin generation time(PITT),
endogenous thrombin potential(ETP) en
platelet-induced clotting time(PICT)). In de Harder studie werden geen PK-metingen uitgevoerd. De Harder studie is eveneens gepresenteerd op het ASH-congres in 2003 en het ICT-congres in 2004 in de vorm van posters [9] (hierna: de Harder-ASH-poster en de Harder-ICT-poster) en daarvan afgeleid abstract (hierna: het Harder-abstract) [10] .
- Some parameters (e.g. ETP-peak) indicate a long-lasting pharmacodynamic effect of BAY 59-7939, which suggests suitability for a once-daily dosing regimen.
- The effects of oral BAY 59-7939 on intrinsic and extrinsic thrombin generation and PICT, which are mediated by direct inhibition of FXa, indicate that BAY 59-7939 is a promising anticoagulant that merits further clinical investigation.
represented the closest prior art.
The parties agree that Kubitza is suitable as a proximate cause. The Court also agrees with this. In the Court's view, there is no reason in our case to distinguish between the two
a) In order to solve the problem of the patent in suit, the skilled person could start from one of the clinical Phase I studies according to NIK3a/NIK22Harder, toevoeging rechtbank]
, NIK3b/B22[Kibutza II, toevoeging rechtbank]
, and B3a/B21[Kibutza I, toevoeging rechtbank]
. All three studies represent suitable starting points, as they each reveal the successful effectiveness as anticoagulant of rivaroxaban in healthy volunteers.
suggest a dose regimen with a single administration per day (= OD). Poster NIK22 and the associated abstract NIK3a thus provide motivation for the skilled person to develop rivaroxaban further with view to an approval as an inhibitor of thrombin generation.
3.Het geschil
rapid releasedoseringsvorm wordt toegediend. Ten tweede voert Bayer aan dat het octrooi wel nawerkbaar is, omdat niet wordt geclaimd dat de verbinding in iedere individuele patiënt een halfwaardetijd van 10 uur of minder heeft en uit het octrooi volgt dat ook ouderen met rivaroxaban kunnen worden behandeld. Bovendien is rivaroxaban wel geschikt voor de behandeling van diverse trombo-embolische aandoeningen.
4.De beoordeling
thromboembolic disorders, afgekort als TEDs). Rivaroxaban is de naam voor de stof 5-Chloro-N-({(5S)-2-oxo-3-[4-(3-oxo-4-morpholinyl)phenyl]-1,3- oxazolidin-5-yl}methyl)-2-thiophenecarboxamide die voorheen, tijdens de onderzoeksfase, werd aangeduid als BAY 59-7939. Rivaroxaban – de werkzame stof in het door Bayer onder de merknaam Xarelto verhandelde geneesmiddel – is een antistollingsmiddel ter behandeling van TEDs. TEDs zijn aandoeningen in het bloedstollingssysteem waardoor bloedstolsels ontstaan. Bloedstolsels kunnen leiden tot een bloedvatafsluiting of een embolie, waardoor levensbedreigende aandoeningen zoals een beroerte, longembolie of een hartaanval kunnen ontstaan. TEDs zijn te behandelen met antistollingsmiddelen die ervoor zorgen dat het enzym factor Xa wordt geremd. Factor Xa bevordert namelijk het stollen van het bloed. Door factor Xa te remmen, stolt het bloed minder makkelijk en worden ongewenste bloedstolsels en TEDs voorkomen. Rivaroxaban is een directe factor Xa-remmer. Andere antistollingsmiddelen zijn heparines (die worden toegediend door middel van injecties) en vitamine K-antagonisten (die oraal worden toegediend maar waarvan de effecten op de patiënt per persoon en per keer verschillen, waardoor constante stollingsmonitoring vereist is).
in vitrostudies en
in vivodierproeven), waarna klinische studies op mensen volgen. Klinische studies worden onderverdeeld in vier verschillende fasen. In fase I klinische studies worden bij gezonde proefpersonen (doorgaans minder dan 100 personen) verschillende aspecten van de beoogde werkzame stof onderzocht. Daarbij wordt eerst de veiligheid (in algemene zin) en de verdraagzaamheid van enkelvoudige doses getest in steeds groter wordende doseringen (
single-dose studies). Vervolgens worden herhaalde doses van de stof toegediend (
multi-dose studies). Indien het geneesmiddel de fase I succesvol doorloopt, wordt de werkzaamheid en veiligheid daarvan verder onderzocht in een fase II klinische studie, waarbij de stof wordt toegediend aan patiënten die lijden aan de te behandelen aandoening (100-500 patiënten). In fase III wordt het middel onderzocht op werkzaamheid en veiligheid bij een grotere groep patiënten (tot ongeveer 1000) en wordt het vergeleken met standaard- of soortgelijke behandelingen. Fase IV ziet op verder onderzoek bij patiënten ter optimalisatie van het gebruik en monitoring van de veiligheid.
pharmacokinetics, PK) en de farmacodynamiek (
pharmacodynamics, PD) onderzocht.
area under the curve, de totale blootstelling aan de stof gedurende de tijd) en de halfwaardetijd (de tijd die het lichaam nodig heeft om te helft van de concentratie van het middel uit het bloed te verwijderen).
inhibition’, de PT (protrombinetijd), de aPTT (
Activated Partial Thromboplastin Time) en de Hep-Test (heparineconcentratie).
several obvious steps approachin overweging wordt genomen, is de rechtbank van oordeel dat het voor de gemiddelde vakpersoon op de prioriteitsdatum niet voor de hand lag om rivaroxaban aan patiënten eenmaal daags toe te dienen met een redelijke verwachting dat dit veilig en effectief zou zijn en dat het octrooi dus inventief en geldig is. Daartoe is het volgende redengevend.
problem-solution-approach(PSA) als hulpmiddel gehanteerd en de rechtbank zal hen daarin volgen.
medische gebruikvan rivaroxaban in het geclaimde doseringsregime. Harder betreft immers een fase I studie die de PD-effecten (van verschillende doses) van rivaroxaban op gezonde proefpersonen toont, maar niet wat de effecten zijn bij patiënten en of de stof therapeutische effectiviteit heeft (of ‘het werkt’).
rapid releasedoseringsvorm) werkzaam en veilig is bij medisch gebruik (dus bij TED-patiënten). Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit dit technische effect dat het op te lossen objectieve technische probleem is: ‘het vinden van een oraal doseringsregime van rivaroxaban dat veilig en effectief is tegen TEDs’. Hierover zijn partijen het eens. Dit is overigens net iets anders dan het objectieve technische probleem dat de TKvB tot uitgangspunt had genomen, waarin het (extra) doel van een ‘
convenient’ doseringsregime was opgenomen. Overigens maakt dit onderscheid de navolgende overwegingen niet anders.
pointers away) waren die hem/haar hiervan zouden afhouden. Op de prioriteitsdatum was rivaroxaban (in welk doseringsregime dan ook) nog niet goedgekeurd voor medisch gebruik in patiënten. In het onderzoek naar antistollingsmiddelen is de vakpersoon erg voorzichtig, zeker bij de toediening aan patiënten, gelet op het hiervoor onder 4.4 beschreven delicate evenwicht tussen stollings- en antistollingseffecten en de risico’s van onder- en overdosering. De vakpersoon zou daarom geen acht slaan op de suggestie uit de Harder-ASH-poster om een eenmaal daagse dosering te onderzoeken, omdat daarbij de kans op onderdosering te groot is, uitgaande van de relatief korte halfwaardetijd van rivaroxaban die in Kubitza wordt gerapporteerd (4-6 uur). De uit Kubitza bekende gegevens over de relatie tussen de PK en PD-effecten en de duur van de PD-effecten zouden de vakpersoon aanzetten tot het onderzoeken van een twee- of driemaal daagse dosering in fase II studies, aldus nog steeds Bayer.
reasonable expectation of success). [22] Dat wil zeggen dat de vakpersoon in staat is om redelijkerwijs een succesvol einde van een onderzoeksproject binnen acceptabele tijd te voorspellen. Daarbij kan van belang zijn of de te verrichten onderzoeken tijdrovend en/of ingewikkeld zijn, dan wel of slechts routinematige experimenten nodig zijn. Onvoldoende is de enkele “
hope to succeed”. [23]
multiple doseonderzoek met 68 proefpersonen [25] , tegenover 12 proefpersonen bij Harder. De vakpersoon zou daarom uitgaan van een halfwaardetijd van 4-6 uur en zou rivaroxaban in een fase II studie in verschillende doses twee- of driemaal daags gaan toedienen aan patiënten. Een eenmaal daagse dosering zou hij of zij wellicht ook proberen, maar niet omdat hij of zij verwacht dat dit veilig en effectief zou werken tegen TEDs. De omstandigheid dat in Kubitza II ook 5 mg eenmaal daags is toegediend, maakt een en ander niet anders. De gemiddelde vakpersoon zal onderkennen dat het gebruikelijk is om in verband met de veiligheid in fase I studies eerst op een laag niveau te beginnen zonder dat die persoon daarbij ook een therapeutisch effect verwacht.
standard of careenoxaparine, geen redelijke verwachting dat 20 of 30 mg eenmaal daags
effectiefzou zijn. De enkele vaststelling dat een tweemaal daagse dosis van 10 mg rivaroxaban werkzaam is, zou de vakpersoon er niet logischerwijs toe gebracht hebben om aan te nemen dat een eenmaal daagse dosis van 20 of 30 mg ook werkzaam (en veilig) is. Zoals ook volgt uit de derde verklaring van deskundige prof. dr. Haas, is de plasmaconcentratie 24 uur na toediening van een eenmaal daagse dosis van 30 mg lager dan bij een tweemaal daagse dosis 5 mg. Bovendien blijkt de tweemaal daagse dosering van 5 mg en 10 mg minder effectief te zijn dan vergelijkingsmiddel enoxaparine. De vakpersoon zou ook niet extra worden gemotiveerd tot eendaagse dosering door de Kubitza fase I studie waaruit zou volgen dat een tweemaal daagse dosis van 10 mg vergelijkbaar is met een eenmaal daagse dosis van 20 of 30 mg qua hoeveelheid plasmaconcentratie na 24 uur. Op basis van deze data is die conclusie niet te trekken omdat alle gemeten waarden na 24 uur vrijwel nihil zijn. Het ligt meer voor de hand dat de vakpersoon 10 mg tweemaal per dag gaat onderzoeken omdat hij verwacht dat dit werkzaam zal zijn en niet 20 of 30 mg eenmaal per dag, waarvan de plasmaconcentratie na 24 uur overeenkomt met die van 5 mg tweemaal daags.
veiligis, gelet op onderdosering en het risico op de vorming van trombi. Uit de eerste fase II resultaten blijkt immers dat zelfs bij een tweemaal daagse dosering van 20 en 30 mg meer bloedingen optreden in vergelijking met enoxaparine. Het ligt op basis van de volgens Teva te verkrijgen resultaten dan ook voor de hand dat de vakpersoon 10 mg en 15 mg tweemaal per dag gaat onderzoeken, omdat hij of zij verwacht dat dit veilig zal zijn en omdat deze doseringen de veiligheid (en effectiviteit) van enoxaparine het meest benaderen.
one way street. De inventieve route van Bayer heeft in de praktijk geleid tot de vaststelling dat een eendaagse dosering rivaroxaban veilig en effectief is in patiënten, maar er waren ook alternatieve routes denkbaar waardoor de vakpersoon tot een andere oplossing van het probleem zou zijn gekomen. De vakpersoon had bijvoorbeeld kunnen kiezen voor een andere (niet adaptieve) studieopzet, het enkel onderzoeken van tweemaal daagse doseringen, andere afgifte-eigenschappen van de tablet (vertraagde afgifte in plaats van snelle afgifte) en/of een ander doseringsbereik. Bovendien lag de keuze voor een interactiestudie met enoxaparine niet voor de hand. Met deze studie heeft Bayer vastgesteld dat er geen gevaarlijke interactie optreedt bij blootstelling aan rivaroxaban èn enoxaparine, zodat enoxaparine als
rescuemiddel kon dienen indien de dosering rivaroxaban te laag bleek te zijn. [31] Indien de vakpersoon deze resultaten niet zou hebben gehad (hetgeen hij/zij niet had), zou het niet voor de hand hebben gelegen om een eenmaal daagse dosering te onderzoeken. Juist het hebben van een eventueel ‘reddingsmiddel’ in geval van onderdosering, in combinatie met de eerste studieresultaten, hebben geleid tot de geclaimde uitvinding. Dat deze al stappen – achteraf bezien – hebben geleid tot de uitvinding, maakt niet dat het voor de vakpersoon voor de hand lang om diezelfde opeenvolgende stappen te nemen.