Uitspraak
RECHTBANK Den Haag
1.De procedure
- de beschikking van de voorzieningenrechter van deze rechtbank van 4 augustus 2022, waarin werd toegestaan om volgens het versneld regime in octrooizaken te procederen;
- de dagvaarding van 18 augustus 2022;
- de akte houdende overlegging producties van Sandoz van 9 november 2022 met producties EP01 t/m EP25;
- de conclusie van antwoord tevens eis in reconventie van Bayer van 18 januari 2023, met producties GP01 t/m GP13;
- de conclusie van antwoord in reconventie, alsmede incidentele vordering ex art. 843a Rv
- de conclusie van antwoord incidentele vordering ex art. 843a Rv dan wel incidenteel verzoek tot toepassing van art. 22 Rv, van Bayer van 29 maart 2023, met producties GP14 t/m GP17;
- de akte houdende overlegging nadere producties van Bayer van 26 april 2023, met producties GP18 t/m GP22;
- de akte houdende overlegging aanvullende productie van Sandoz van 26 april 2023, met productie EP40;
- de akte houdende overlegging reactieve productie van Bayer van 26 mei 2023, met productie GP23;
- de e-mail van Bayer van 26 mei 2023 aan de rechtbank waarin zij de aanwezigheid van deskundigen op de zitting aankondigt en vraagt om een hybride zitting;
- de akte houdende overlegging reactieve producties van Sandoz van 26 mei 2023, met producties EP41 t/m EP50;
- de brief van 2 juni 2023 van Bayer waarin bezwaar wordt gemaakt tegen de deskundigenverklaringen die Sandoz heeft overgelegd als producties EP48 en EP49 en de reacties daarop (over en weer) van Sandoz van 8 juni 2023, van Bayer van
- de akte houdende overlegging nadere productie van Bayer van 13 juni 2023, met productie GP24;
- de pleitnotities van Bayer;
- de pleitnotities van Sandoz;
- de reactie van Bayer op de pleitnotities van Sandoz.
2.De feiten
Substituted oxazolidinones and their use in the field of blood coagulation”
Gesubstitueerde oxazolidinonen en toepassing daarvan op het terrein van de bloedstolling”). EP 606 is verleend op 23 februari 2005 op een internationale aanvrage WO 2001/047919 van 11 december 2000. EP 606 is op 11 december 2020 geëxpireerd na het bereiken van de maximale beschermingsduur van 20 jaar. OCNL heeft aan Bayer op basis van EP 606 een aanvullend beschermingscertificaat met nummer 300370 (hierna: ABC 370) verleend voor “rivaroxaban, desgewenst in de vorm van een farmaceutisch aanvaardbaar zout, hydraat of hydraat van het zout” met rechtskracht tot en met 1 april 2024.
Treatment of thromboembolic disorders with rivaroxaban” (“
Behandeling van trombo-embolische aandoeningen met rivaroxaban”). EP 961 is verleend op 22 april 2015 op een internationale aanvrage WO 2006/079474 van 19 januari 2006 (hierna WO 474), waarbij een beroep is gedaan op prioriteit van EP 05001893 van
a) Efficacy results:
single dose escalationstudie (Kubitza I) en een
multiple dose escalationstudie (Kubitza II). De Kubitza fase I studie is gepresenteerd op het ASH-congres in 2003 [2] en het ICT-congres in 2004 [3] in de vorm van twee posters (Kubitza I [4] en Kubitza II [5] ) en daarvan afgeleide abstracts (Kubitza I [6] en Kubitza II [7] ). De posters en abstracts hebben nagenoeg dezelfde inhoud en worden hierna “Kubitza I en II” genoemd, al dan niet met vermelding van “poster” of “abstract”.
platelet-induced thrombin generation time(PITT),
endogenous thrombin potential(ETP) en
platelet-induced clotting time(PICT)). In de Harder studie werden geen PK metingen uitgevoerd. De Harder studie is eveneens gepresenteerd op het ASH-congres in 2003 en het ICT-congres in 2004 in de vorm van een poster [10] en een daarvan afgeleid abstract [11] .
- Some parameters (e.g. ETP-peak) indicate a long-lasting pharmacodynamic effect of BAY 59-7939, which suggests suitability for a once-daily dosing regimen.
- The effects of oral BAY 59-7939 on intrinsic and extrinsic thrombin generation and PICT, which are mediated by direct inhibition of FXa, indicate that BAY 59-7939 is a promising anticoagulant that merits further clinical investigation.
represented the closest prior art.
The parties agree that Kubitza is suitable as a proximate cause. The Court also agrees with this. In the Court's view, there is no reason in our case to distinguish between the two
3.Het geschil
rapid releasedoseringsvorm wordt toegediend.
- voor de duur van deze procedure een inbreukverbod op EP 961 en een verbod om inbreuk op EP 961 te bevorderen of te faciliteren, daar aan deel te nemen of anders onrechtmatig te handelen jegens Bayer;
- op straffe van een dwangsom van € 50.000,- voor iedere overtreding van het verbod en iedere dag(deel) dat de overtreding voortduurt, met een maximum van
- een inbreukverbod op EP 961 en een verbod om inbreuk op EP 961 te bevorderen of te faciliteren, daar aan deel te nemen of anders onrechtmatig te handelen jegens Bayer;
- op straffe van een dwangsom van € 50.000,- voor iedere overtreding van het verbod en iedere dag(deel) dat de overtreding voortduurt, met een maximum van
- een verklaring voor recht dat het aanbieden of in de handel brengen van het Sandoz-product, waaronder het opnemen van het product in de G-standaard, dan wel het importeren of opslaan van het product voor die doeleinden inbreuk maakt op EP 961;
- veroordeling van Sandoz in de volledige proceskosten als voormeld.
4.De beoordeling
thromboembolic disorders, afgekort als TEDs). Rivaroxaban is de naam voor de stof 5-Chloro-N-({(5S)-2-oxo-3-[4-(3-oxo-4-morpholinyl)phenyl]-1,3- oxazolidin-5-yl}methyl)-2-thiophenecarboxamide die voorheen, tijdens de onderzoeksfase, werd aangeduid als BAY 59-7939. Rivaroxaban – de werkzame stof in het door Bayer onder de merknaam Xarelto® verhandelde geneesmiddel – is een antistollingsmiddel ter behandeling van TEDs. TEDs zijn aandoeningen in het bloedstollingssysteem waardoor bloedstolsels ontstaan. Bloedstolsels kunnen leiden tot een bloedvatafsluiting of een embolie, waardoor levensbedreigende aandoeningen zoals een beroerte, longembolie of een hartaanval kunnen ontstaan. TEDs zijn te behandelen met antistollingsmiddelen die ervoor zorgen dat het enzym factor Xa wordt geremd. Factor Xa bevordert namelijk het stollen van het bloed. Door factor Xa te remmen, stolt het bloed minder makkelijk en worden ongewenste bloedstolsels en TEDs voorkomen. Rivaroxaban is een directe factor Xa-remmer. Andere antistollingsmiddelen zijn heparines (die worden toegediend door middel van injecties) en vitamine K-antagonisten (die oraal worden toegediend maar waarvan de effecten op de patiënt per persoon en per keer verschillen, waardoor constante stollingsmonitoring vereist is).
in vitrostudies en
in vivodierproeven), waarna klinische studies op mensen volgen. Klinische studies worden onderverdeeld in vier verschillende fasen. In fase I klinische studies worden bij gezonde proefpersonen (doorgaans minder dan 100 personen) verschillende aspecten van de beoogde werkzame stof onderzocht. Daarbij wordt eerst de veiligheid (in algemene zin) en de verdraagzaamheid van enkelvoudige doses getest in steeds groter wordende doseringen (
single-dose studies). Vervolgens worden herhaalde doses van de stof toegediend (
multi-dose studies). Indien het geneesmiddel de fase I succesvol doorloopt, wordt de werkzaamheid en veiligheid daarvan verder onderzocht in een fase II klinische studie, waarbij de stof wordt toegediend aan patiënten die lijden aan de te behandelen aandoening (100-500 patiënten). In fase III wordt het middel onderzocht op werkzaamheid en veiligheid bij een grotere groep patiënten (tot ongeveer 1000) en wordt het vergeleken met standaard- of soortgelijke behandelingen. Fase IV ziet op verder onderzoek bij patiënten ter optimalisatie van het gebruik en monitoring van de veiligheid.
pharmacokinetics, PK) en de farmacodynamiek (
pharmacodynamics, PD) onderzocht.
- De PK ziet op wat het lichaam met het geneesmiddel doet, zoals de Cmax (de maximale plasmaconcentratie), de Tmax (de tijd tot de maximale plasmaconcentratie is bereikt), de AUC (
- De PD ziet op wat de stof met het lichaam doet. Bij antistollingsmiddelen zijn de relevante parameters voor de PD de ‘factor Xa
problem-solution-approach(PSA) als hulpmiddel gehanteerd en de rechtbank zal hen daarin volgen.
medische gebruikvan rivaroxaban in het geclaimde doseringsregime. Harder betreft immers een fase I studie die de PD-effecten (van verschillende doses) van rivaroxaban op gezonde proefpersonen toont, maar niet wat de effecten zijn bij patiënten en of de stof therapeutische effectiviteit heeft (of ‘het werkt’).
rapid releasedoseringsvorm) werkzaam en veilig is bij medisch gebruik (dus bij TED-patiënten). Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit dit technisch effect dat het op te lossen objectieve technische probleem is: ‘het vinden van een oraal doseringsregime van rivaroxaban dat veilig en effectief is tegen TEDs’. Dit sluit bijna aan bij het objectieve technische probleem dat de TKvB tot uitgangspunt heeft genomen. Anders dan de TKvB ziet de rechtbank het (extra) doel om een ‘
convenient’ doseringsregime te vinden niet als onderdeel van het op te lossen probleem. De omstandigheid dat het octrooi in paragraaf [0009] “convenience” als een voordeel van eenmaal daagse dosering benoemt, betekent – anders dan de TKvB oordeelde – niet dat dit effect van de uitvinding ook in de probleemstelling thuishoort. Te minder omdat dit naar het oordeel van de rechtbank een mogelijke pointer naar de oplossing zou opleveren. Hoewel de vakpersoon in het algemeen uiteindelijk streeft naar een gemakkelijk doseringsregime dat therapietrouw en daardoor (nog meer) effectiviteit oplevert, acht de rechtbank dat in dit stadium van de ontwikkeling van rivaroxaban (fase II studies) geen doel (op zich). De rechtbank is van oordeel dat de vakpersoon zich in eerste instantie zal richten op een doseringsregime dat veilig en effectief is. Overigens maakt dit onderscheid de navolgende overwegingen niet anders.
pointers away) waren die hem hiervan zouden afhouden. Op de prioriteitsdatum was rivaroxaban (in welk doseringsregime dan ook) nog niet goedgekeurd voor medisch gebruik in patiënten. In het onderzoek naar antistollingsmiddelen is de vakpersoon erg voorzichtig, zeker bij de toediening aan patiënten, gelet op het hiervoor onder 4.4 beschreven delicate evenwicht tussen stollings- en antistollingseffecten en de risico’s van onder- en overdosering. De vakpersoon zou daarom geen acht slaan op de suggestie uit de Harder Poster om een eenmaal daagse dosering te onderzoeken, omdat daarbij de kans op onderdosering te groot is, uitgaande van de relatief korte halfwaardetijd van rivaroxaban die in Kubitza wordt gerapporteerd (4-6 uur). De uit Kubitza bekende gegevens over de relatie tussen de PK en PD-effecten en de duur van de PD-effecten, zouden de vakpersoon aanzetten tot het onderzoeken van een twee- of driemaal daagse dosering in fase II studies, aldus nog steeds Bayer.
reasonable expectation of success). [19] Dat wil zeggen dat de vakpersoon in staat is om redelijkerwijs een succesvol einde van een onderzoeksproject binnen acceptabele tijd te voorspellen. Daarbij kan van belang zijn of de te verrichten onderzoeken tijdrovend en/of ingewikkeld zijn, dan wel of slechts routinematige experimenten nodig zijn. Onvoldoende is de enkele “
hope to succeed”. [20]
half-life time) van een stof een belangrijke indicator is voor het bepalen van de geschikte doseringsfrequentie (zie het handboek “Lehrbuch der Klinischen Pharmazie”, Jaehde, GP02-09, p. 134). In het algemeen wordt aangehouden dat een stof iedere 1-2 halfwaardetijden moet worden toegediend om effect te (blijven) houden in het menselijk lichaam (zie verklaring Haas I, paragraaf 102, met verwijzingen, GP02). Uit Kubitza was een halfwaardetijd van rivaroxaban van 4-6 uur bekend. De vakpersoon die het doseringsregime voor een fase II studie zou ontwerpen, zou daarbij uitgaan van de halfwaardetijd van 4-6 uur zoals gerapporteerd in Kubitza. Hoewel de Harder Poster in de introductie stelt dat rivaroxaban een halfwaardetijd van 9-12 uur heeft, is deze aanname niet met data onderbouwd. Kubitza biedt die data wel en is bovendien gebaseerd op onderzoek naar 64 proefpersonen, tegenover 12 proefpersonen in Harder. Uitgaande van een halfwaardetijd van 4-6 uur, zou de vakpersoon rivaroxaban in een fase II studie in verschillende doses twee- of driemaal daags toedienen aan patiënten. Een eenmaal daagse dosering zou hij wellicht ook proberen, maar niet omdat hij verwacht dat het veilig en effectief zou werken tegen TEDs. De omstandigheid dat in Kubitza II ook 5 mg eenmaal daags is toegediend maakt een en ander niet anders. De gemiddelde vakpersoon zal onderkennen dat het gebruikelijk is om in verband met de veiligheid in fase I studies eerst op een laag niveau te beginnen zonder dat die persoon daarbij ook een therapeutisch effect verwacht. Overigens zou de gemiddelde vakpersoon, zelfs als zou worden uitgegaan van de niet onderbouwde halfwaardetijd van Harder, nog altijd niet uitkomen op een toedieningsfrequentie van eenmaal daags. Reeds niet omdat die persoon dan zou moeten uitgaan van de uitersten van de schalen als hiervoor genoemd, namelijk 2x de langste gerapporteerde halfwaardetijd. Dat wordt nog sterker zodra de vakpersoon zal zien dat Kubitza een kortere halfwaardetijd heeft gevonden. Een reëler interval is dan 3-12 uur. De vakpersoon zal dan nog minder uitgaan van de langste halfwaardetijd (en die dan ook nog twee keer doen).
all-in) toekomt. Partijen hebben bevestigd dat de afspraak die zij over de proceskosten hebben gemaakt zien op alle kosten van deze procedure, zowel in conventie als in reconventie (in de voorlopige voorziening en in de hoofdzaak).