ECLI:NL:RBDHA:2024:4264
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Beëindiging tijdelijke bescherming voor derdelanders uit Oekraïne en de rechtsgevolgen van mededelingen door de staatssecretaris
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 27 maart 2024, wordt het beroep van eiser tegen de beëindiging van zijn tijdelijke bescherming in het kader van de oorlog in Oekraïne behandeld. Eiser, geboren in Pakistan en met een tijdelijke verblijfsvergunning in Oekraïne, heeft beroep ingesteld tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarin werd medegedeeld dat zijn tijdelijke bescherming op 4 maart 2024 zou eindigen. De rechtbank oordeelt dat de tijdelijke bescherming van rechtswege is geëindigd op de genoemde datum, en dat er geen procesbelang is bij de beoordeling van de ingetrokken besluiten van de staatssecretaris. De rechtbank volgt het oordeel van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, die eerder had geoordeeld dat de staatssecretaris niet bevoegd was om de tijdelijke bescherming per 4 september 2023 te beëindigen. De rechtbank concludeert dat de mededeling van de staatssecretaris geen rechtsgevolg heeft gecreëerd en dat het beroep van eiser niet-ontvankelijk is. De rechtbank wijst erop dat de staatssecretaris al heeft toegezegd om proceskosten te vergoeden, waardoor er geen verdere proceskostenveroordeling nodig is.