ECLI:NL:RBDHA:2024:4216
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag van staatloze Palestijnen uit Libië en de beoordeling van feitelijke toegankelijkheid in de asielprocedure
In deze zaak hebben eisers, staatloze Palestijnen, een asielaanvraag ingediend na hun eerdere aanvragen die als kennelijk ongegrond zijn afgewezen. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft hen inreisverboden opgelegd en hen opgedragen Nederland te verlaten. De rechtbank heeft de beroepen van eisers behandeld, waarbij de staatssecretaris stelde dat de feitelijke toegankelijkheid van Libië niet getoetst hoeft te worden in de asielprocedure. De rechtbank heeft de eerdere afwijzingen van de asielaanvragen en de argumenten van eisers tegen de staatssecretaris beoordeeld. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat de problemen met milities in Libië ongeloofwaardig zijn en dat de feitelijke toegankelijkheid van Libië niet relevant is voor de beoordeling van de asielaanvraag. De rechtbank heeft de beroepen van eisers ongegrond verklaard, waarbij zij ook de situatie van de in Nederland geboren dochter van eisers heeft meegenomen. De rechtbank oordeelt dat Libië voor de dochter ook het land van bestendig verblijf is, gezien de staatloosheid van de ouders. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.