ECLI:NL:RBDHA:2024:4207
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op aanvraag tot verlening van machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis
In deze zaak heeft eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. K. Taha, beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op haar aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis. Eiseres had haar aanvraag op 22 november 2022 ingediend, en volgens de Vreemdelingenwet 2000 diende verweerder binnen 90 dagen een besluit te nemen. Verweerder heeft de beslistermijn met drie maanden verlengd, waardoor de uiterste datum voor een besluit 20 mei 2023 was. Aangezien er geen besluit is genomen, heeft eiseres verweerder op 26 juni 2023 rechtsgeldig in gebreke gesteld en op 23 juli 2023 beroep ingesteld. De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep kennelijk gegrond is, omdat de termijn voor het nemen van een besluit is overschreden.
De rechtbank heeft verweerder opgedragen om binnen twintig weken na de uitspraak alsnog een besluit te nemen op de aanvraag van eiseres. Tevens is er een dwangsom van € 100 per dag opgelegd voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500. De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder aan eiseres € 1.442 aan bestuurlijke dwangsommen heeft verbeurd, en heeft verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 437,50, evenals de vergoeding van het griffierecht van € 187. De uitspraak is gedaan door mr. A.C.J. van Dooijeweert, rechter, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.