ECLI:NL:RBDHA:2024:3971

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 maart 2024
Publicatiedatum
22 maart 2024
Zaaknummer
NL23.40239
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Ethiopische eiser met Tigray afkomst

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser, die stelt van Ethiopische dan wel Eritrese nationaliteit te zijn, heeft op 22 oktober 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel ingediend. De staatssecretaris heeft deze aanvraag op 20 december 2023 afgewezen als ongegrond. De rechtbank heeft het beroep op 7 maart 2024 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de staatssecretaris.

De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris terecht heeft vastgesteld dat eiser de Ethiopische nationaliteit heeft en dat zijn asielrelaas niet zwaarwegend genoeg is om aan te nemen dat hij bij terugkeer naar Ethiopië een reëel risico loopt op ernstige schade. Eiser heeft niet overtuigend aangetoond dat hij de Eritrese nationaliteit heeft en zijn verklaringen over de omstandigheden in Ethiopië zijn niet voldoende om zijn vrees voor vervolging te onderbouwen. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris niet gehouden was om de asielaanvraag in de verlengde procedure te behandelen en dat de relevante elementen in de beoordeling zijn meegenomen, hoewel er een zorgvuldigheidsgebrek is geconstateerd in de vaststelling van de relevante elementen. Eiser krijgt geen gelijk, maar ontvangt wel een vergoeding van zijn proceskosten.

De uitspraak is gedaan door mr. J.M. Hollebrandse, rechter, in aanwezigheid van mr. T.J. Engberts, griffier. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en veroordeelt de staatssecretaris tot de vergoeding van de proceskosten van eiser voor een bedrag van € 1.750,-.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.40239

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 maart 2024 in de zaak tussen

[eiser], v-nummer: [nummer], eiser

(gemachtigde: mr. A.M.I. Eleveld),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

(gemachtigde: mr. S. Azzaoui).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser stelt van Ethiopische dan wel Eritrese nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] 1991. Hij heeft op 22 oktober 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De staatssecretaris heeft met het bestreden besluit van 20 december 2023 deze aanvraag in de algemene procedure afgewezen als ongegrond.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 7 maart 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de asielaanvraag van eiser als ongegrond. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. Het beroep is ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het asielrelaas
4. Eiser legt aan zijn asielaanvraag het volgende ten grondslag. Eiser stelt op Ethiopisch grondgebied te zijn geboren, de Tigray etniciteit te hebben en kort na zijn geboorte met zijn moeder naar Eritrea te zijn vertrokken. Hij is geboren uit een verkrachting en heeft zijn vader nooit gekend. De moeder van eiser heeft de Eritrese nationaliteit. Eiser stelt daarom dat hij ook de Eritrese nationaliteit heeft. Op zijn 15e zou zijn moeder zijn vertrokken naar Zweden. Na het vertrek van zijn moeder heeft eiser een Eritrese identiteitskaart aangevraagd, maar die aanvraag werd afgewezen omdat hij niet kon aantonen dat hij de Eritrese nationaliteit heeft. Op een gegeven moment is eiser in Eritrea opgepakt en is hij uitgezet naar Ethiopië. In Ethiopië heeft hij met hulp van zijn oom een Ethiopische identiteitskaart gekregen. Met deze identiteitskaart heeft eiser een paspoort aangevraagd. Met het paspoort is hij met een visum vertrokken naar Zweden. In Zweden heeft eiser een asielaanvraag gedaan, maar die werd afgewezen omdat hij de Ethiopische nationaliteit heeft. Eiser is toen naar Nederland vertrokken en heeft ook hier een asielaanvraag gedaan. Bij terugkeer naar Eritrea vreest eiser opgepakt te worden en het land uitgezet te worden omdat hij door zijn afwezige moeder en zijn onbekende vader niet zijn afkomst aan kan tonen. Bij terugkeer naar Ethiopië vreest eiser opgepakt te worden en teruggebracht te worden naar Eritrea. Ook loopt hij in Ethiopië gevaar vanwege de moord op zijn oom, het paspoort dat hij stelt frauduleus te hebben verkregen en zijn Tigray etniciteit.
Het bestreden besluit
5. Het asielrelaas van eiser bevat volgens de staatssecretaris het volgende relevante element:
1. De identiteit, (Ethiopische) nationaliteit en herkomst.
De staatssecretaris acht dit relevante element geloofwaardig. De staatssecretaris gaat niet in op de gestelde Eritrese nationaliteit van eiser omdat hij met documenten heeft aangetoond over de Ethiopische nationaliteit te beschikken. Daarom beoordeelt de staatssecretaris (alleen) of eiser bij terugkeer naar Ethiopië te vrezen heeft voor vluchtelingrechtelijke vervolging en daar een reëel risico op ernstige schade loopt. Omdat de staatssecretaris vindt dat eiser niet te vrezen heeft bij terugkeer wijst hij de aanvraag af.
Kunnen de aanvullende gronden van 6 maart 2024 bij de beoordeling van het beroep worden betrokken?
6. De rechtbank stelt vast dat eiser de avond vóór de zitting aanvullende gronden heeft ingediend. De staatssecretaris betoogt op zichzelf terecht dat dit verwijtbaar laat is omdat eiser geen reden heeft die de late indiening rechtvaardigt. De rechtbank zal deze aanvullende gronden echter niet vanwege strijd met de goede procesorde buiten beschouwing laten, omdat de staatssecretaris in staat bleek om op zitting op deze gronden te reageren.
Had de asielaanvraag van eiser in de verlengde asielprocedure moeten worden behandeld?
7. Eiser voert aan dat de staatssecretaris zijn asielaanvraag in de verlengde asielprocedure had moeten behandelen in plaats van in de algemene asielprocedure. Hem had namelijk de tijd gegund moeten worden om de originele identiteitsdocumenten van zijn moeder op te vragen. Met deze documenten kan hij zijn Eritrese nationaliteit onderbouwen.
7.1.
Dit betoog slaagt niet. De staatssecretaris stelt zich terecht op het standpunt dat hij niet was gehouden om de asielaanvraag van eiser in de verlengde asielprocedure te behandelen. Eiser heeft namelijk op 22 oktober 2022 in Nederland asiel aangevraagd en sindsdien de tijd gehad om de benodigde documenten bij zijn moeder op te vragen. Bovendien weet hij sinds 5 oktober 2022 dat zijn aanvraag in de nationale procedure wordt behandeld en is na het aanmeldgehoor op 16 december 2022 – waar de gestelde nationaliteit en het belang van ondersteunde documenten is besproken – bijna een jaar verstrekken voordat de algemene asielprocedure van start is gegaan. Eiser heeft daarom voldoende tijd en ruimte gehad om de benodigde documenten te verzamelen en over te leggen.
Mocht de staatssecretaris uitgaan van de Ethiopische nationaliteit van eiser?
8. Eiser betoogt dat de staatssecretaris er niet (uitsluitend) vanuit mocht gaan dat hij de Ethiopische nationaliteit heeft. Eiser stelt dat hij de Eritrese nationaliteit heeft en genoeg heeft aangevoerd om de staatssecretaris aanleiding te geven tot nader onderzoek naar zijn nationaliteit. Hoewel er door de staatssecretaris in het besluit gesproken wordt van een Ethiopisch paspoort, is deze niet in het dossier te vinden. Eiser stelt verder dat hij door middel van zijn Ethiopische oom op frauduleuze wijze het paspoort heeft verkregen waardoor er niet simpelweg van zijn Ethiopische nationaliteit kan worden uitgegaan. Zijn moeder heeft de Eritrese nationaliteit en omdat zijn vader onbekend is, is de nationaliteit van zijn moeder doorslaggevend. Ter onderbouwing van zijn Eritrese nationaliteit heeft eiser kopieën van (identiteits)documenten van zijn gestelde moeder, kinderen en partner overgelegd, waaruit volgens hem blijkt dat zij de Eritrese nationaliteit hebben. Eiser heeft ook een afspraak gemaakt met de Eritrese ambassade in Nederland om zijn Eritrese nationaliteit vast te laten stellen.
8.1.
Deze beroepsgrond slaagt niet. De rechtbank stelt allereerst vast dat niet in geschil is dat eiser een Ethiopische identiteitskaart en rijbewijs heeft overgelegd en met een door de Ethiopische autoriteiten afgegeven paspoort Europa is ingereisd. Hoewel het paspoort (of een kopie daarvan) zich niet in het procesdossier bevindt, kan van het bestaan ervan worden uitgegaan nu eiser zelf heeft verklaard over een Ethiopisch paspoort te hebben beschikt. Hij heeft verklaard dat hij het paspoort na aankomst in Zweden heeft weggegooid. [1] Daarbij komt dat uit de gegevens van EU-vis blijkt dat eiser op een op zijn naam gesteld Ethiopisch paspoort naar Europa is gereisd en de paspoortcontroles is gepasseerd. De staatssecretaris gaat in beginsel terecht uit van de juistheid van de informatie in EU-vis. Het is aan eiser om aan te tonen dat in zijn geval deze informatie onjuist is. [2] Eiser is er niet in geslaagd om aan te tonen dat hij niet de Ethiopische, maar alleen de Eritrese nationaliteit heeft. Eiser heeft op de zitting namelijk bevestigd dat er geen documenten zijn overgelegd waaruit volgt dat hij de Eritrese nationaliteit heeft. Eiser heeft bovendien wisselend verklaard over zijn Eritrese nationaliteit. Want hoewel eiser stelt de Eritrese nationaliteit te hebben, heeft hij tijdens het aanmeldgehoor verklaard niet bang te zijn om opgeroepen te worden voor de Eritrese dienstplicht omdat hij de Eritrese nationaliteit niet heeft. [3] Eiser heeft geen informatie overgelegd die zijn verklaring onderbouwd dat hij het Ethiopische paspoort op frauduleuze wijze heeft verkregen. Het is aan hem om aannemelijk te maken te maken dat hij zijn Ethiopische paspoort op frauduleuze wijze heeft verkregen. [4] Van eiser mocht bijvoorbeeld worden verwacht dat hij alles doet waar hij redelijkerwijs toe in staat is om van Ethiopische autoriteiten een verklaring te verkrijgen waaruit blijkt of zij het betreffende paspoort aanmerken als rechtsgeldig afgegeven en/of eiser als hun onderdaan beschouwen. [5] Eiser heeft daarnaast tijdens het nader gehoor niet consequent verklaard over het verkrijgen van het paspoort. Hij verklaart enerzijds dat zijn oom zijn paspoort heeft geregeld, maar anderzijds verklaart hij in het vrije relaas dat zijn oom een identiteitskaart heeft geregeld en dat hij vervolgens zelf een paspoort heeft aangevraagd. [6] Ook als zijn oom een rol gespeeld zou hebben in het verkrijgen van de identiteitsdocumenten dan betekent dat nog niet dat deze frauduleus zijn verkregen of dat eiser niet de Ethiopische nationaliteit heeft. De kopieën van Eritrese (identiteits- en nationaliteits)documenten van zijn gestelde familieleden tonen evenmin aan dat eiser de Eritrese nationaliteit heeft. De afspraak met de Eritrese ambassade is geen omstandigheid die tot een ander oordeel leidt, omdat de uitkomst van een eventuele procedure bij de ambassade een onzekere toekomstige gebeurtenis is. Bovendien zegt de eventuele afgifte van een Eritrees paspoort niets over de vraag of eiser volgens de autoriteiten van Ethiopië, die bij uitsluiting gaan over de vraag of eiser de Ethiopische nationaliteit heeft, de Ethiopische nationaliteit heeft. [7] Gelet op het voorgaande is de staatssecretaris terecht uitgegaan van de Ethiopische nationaliteit en heeft hij geen nader onderzoek hoeven doen naar de gestelde Eritrese nationaliteit.
Heeft de staatssecretaris de juiste relevante elementen vastgesteld?
9. Eiser voert aan dat de staatssecretaris de relevante elementen niet allemaal juist heeft vastgesteld. De staatssecretaris had ook zijn vluchtrelaas in Eritrea, zijn vluchtrelaas in Ethiopië (de gebeurtenissen met betrekking tot zijn oom) en de problemen die hij in Ethiopië vanwege zijn etniciteit heeft ervaren als relevante elementen moeten aanmerken.
9.1.
De staatssecretaris heeft zich op de zitting op het standpunt gesteld dat de verklaringen van eiser over wat hem in Ethiopië is overkomen, geschaard kunnen worden onder het element identiteit, nationaliteit en herkomst. Dit is vervolgens meegewogen in de beoordeling van de geloofwaardigheid en zwaarwegendheid van het vastgestelde relevante element. Het element vluchtrelaas in Eritrea is niet relevant, omdat de staatssecretaris bij het nemen van het besluit uit is gegaan van de Ethiopische nationaliteit van eiser.
9.2.
Deze beroepsgrond slaagt. De staatssecretaris heeft namelijk in het bestreden besluit ten onrechte niet alle relevante elementen benoemd. Een relevant element is een feit of omstandigheid die raakt aan ten minste één onderwerp of verhaallijn en die in verband staat met vluchtelingschap dan wel het reële risico op ernstige schade. [8] De aanhouding en het overlijden van zijn oom en de problemen die eiser in Ethiopië vanwege zijn etniciteit heeft ervaren voldoen hieraan. De staatssecretaris beargumenteert het weglaten van deze elementen door te betogen waarom deze elementen niet zwaarwegend genoeg zijn. Dit is echter een toetsing die pas ná het vaststellen van de relevante elementen, en de beoordeling op geloofwaardigheid, plaatsvindt. Uit het gegeven dat de staatssecretaris de gebeurtenissen met betrekking tot de oom, de discriminatie en de daarmee samenhangende problemen vanwege etniciteit op zwaarwegendheid heeft beoordeeld, volgt al dat deze ten onrechte niet als relevant element zijn aangemerkt. Dit betekent dat sprake is van een zorgvuldigheidsgebrek. Het element vluchtrelaas in Eritrea heeft de staatssecretaris niet als relevant hoeven aanmerken, omdat – gelet op wat in 8.1 is overwogen – de staatssecretaris terecht uitgaat van de Ethiopische nationaliteit van eiser en eiser dus niet met terugkeer naar Eritrea wordt bedreigd.
9.3.
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht het geconstateerde zorgvuldigheidsgebrek te passeren. Eiser is namelijk niet in zijn belangen geschaad, omdat de staatssecretaris – en dat is ook niet in geschil – deze elementen wel heeft beoordeeld in het kader van de zwaarwegendheid.
Heeft de staatssecretaris onterecht het asielrelaas niet zwaarwegend genoeg geacht?
10. Eiser betoogt dat de staatssecretaris ten onrechte zijn asielrelaas niet zwaarwegend genoeg heeft geacht. Eiser voert aan dat hij bij terugkeer naar Ethiopië een reëel risico loopt op ernstige schade gelet op hetgeen zijn oom daar is overkomen en zijn Tigray etniciteit. Zijn oom is opgepakt vanwege zijn etniciteit en het feit dat hij vooraanstaand lid was van [naam politieke partij]. Zijn oom is in detentie gestorven. Toen de oom van eiser werd opgepakt, werden veel leden van deze partij opgepakt vanwege hun afkomst en politieke voorkeur. Eiser heeft op de zitting nog verwezen naar de beslisnota voor het landenbeleid Ethiopië. In die nota wordt ingegaan op de vraag of over moet worden gegaan tot een intrekkingsbeleid voor Tigreeërs omdat de situatie is genormaliseerd. In de nota staat ook dat hoewel er sprake is van een verbeterde veiligheidssituatie die nog in enige mate fragiel is, in veel zaken die op basis van het beleid worden herbeoordeeld geconcludeerd zal moeten worden dat aan de criteria voor intrekking zoals die volgen uit het EU recht nog niet met absolute zekerheid wordt voldaan. [9] Eiser trekt hieruit de conclusie dat de situatie voor Tigreeërs nog niet in zijn totaliteit is genormaliseerd. Dit betekent dat het voor sommige gevallen niet veilig is. Dit zal zeker gelden in zijn geval omdat hij stond ingeschreven op het adres van zijn oom. Door wat zijn oom is overkomen staat hij in de negatieve belangstelling van de Ethiopische autoriteiten. Eiser zal bij terugkeer ondervraagd worden en een reëel risico op ernstige schade lopen. Dit alles geldt te meer nu hij van Tigrese afkomst is en Tigreeërs worden gediscrimineerd in Ethiopië.
10.1.
Deze beroepsgrond slaagt niet. De staatssecretaris heeft terecht op het standpunt gesteld dat het asielrelaas van eiser niet zwaarwegend genoeg is. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat zijn oom is opgepakt en is komen te overlijden als gevolg van zijn afkomst of politieke overtuiging. Uit de bij de aanvullende gronden overgelegde vertaling van de grafsteen blijkt namelijk dat zijn oom aan een ziekte is overleden en de tante van eiser schrijft in het bij de zienswijze overgelegde e-mailbericht dat haar man aan de detentieomstandigheden is overleden. Los daarvan wijst de staatssecretaris er terecht op dat de aanhouding en het overlijden van zijn oom in 2021 heeft plaatsgevonden en dat uit de brief aan de Tweede Kamer van 18 april 2023 blijkt dat sindsdien de veiligheidssituatie is verbeterd en dat burgers die tot de Tigray bevolkingsgroep behoren weer redelijk normaal kunnen functioneren in Ethiopië. [10] De staatsecretaris stelt dan ook terecht dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij vanwege zijn Tigray etniciteit in de negatieve aandacht van de autoriteiten staat. Daar komt nog bij dat eiser ook zelf heeft verklaard dat hij niet door de Ethiopische autoriteiten wordt gezocht. [11] Ook is eiser Ethiopië legaal en zonder problemen uitgereisd. [12] De verwijzing van eiser naar de passage over het intrekkingsbeleid in de beslisnota baat hem niet nu er in zijn geval geen sprake is van intrekking, maar van een aanvraag en daar gelden andere criteria voor. Voor wat betreft de discriminatie overweegt de rechtbank dat de staatssecretaris voldoende heeft gemotiveerd dat niet is gebleken dat de ondervonden en mogelijk na terugkeer te ondervinden discriminatie van zodanig gewicht is dat sprake is van een daad van vervolging. Eiser heeft tijdens zitting ook erkend dat de discriminatie niet van een dermate ernst is dat dit tot een daad van vervolging leidt.

Conclusie en gevolgen

11. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt en de afwijzing van zijn asielaanvraag in stand blijft.
11.1.
Omdat de rechtbank onder 9.2 een gebrek heeft geconstateerd, krijgt eiser wel een vergoeding van zijn proceskosten. De staatssecretaris moet deze vergoeding betalen. Deze kosten bedragen op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht € 1.750,- omdat de gemachtigde van eiser een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen (per proceshandeling 1 punt, met een waarde van € 875 per punt en wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- veroordeelt de staatssecretaris tot de vergoeding van de proceskosten van eiser voor een bedrag van € 1.750,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M. Hollebrandse, rechter, in aanwezigheid van mr. T.J. Engberts, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Verslag aanmeldgehoor van 16 februari 2022, p. 4.
2.ABRvS 28 februari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:661, onder 3.1.
3.Verslag aanmeldgehoor van 16 december 2022, p. 9.
4.ABRvS 6 juli 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2270, onder 2.1.
5.ABRvS 14 maart 2024, ECLI:NL:RVS:2024:1071, onder 4.
6.Verslag nader gehoor, p. 3 en 6.
7.ABRvS 7 maart 2017, ECLI:NL:RVS:2017:628, onder 2.2.
8.Werkinstructie IND 2014/10, p. 3 en AbRvS 24 augustus 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2815.
9.Beslisnota van 17 maart 2023, behorend bij Brief landenbeleid Ethiopië van 18 april 2023, p. 2.
10.Brief landenbeleid Ethiopië van 18 april 2023,
11.Verslag nader gehoor, p. 16.
12.Verslag aanmeldgehoor van 16 december 2022, p. 12.