ECLI:NL:RBDHA:2024:3898

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 maart 2024
Publicatiedatum
21 maart 2024
Zaaknummer
NL23.13342 AWB23.5283
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de rechtmatigheid van de plaatsing van een asielzoeker in een Handhaving- en Toezichtlocatie (HTL) en de opgelegde vrijheidsbeperkende maatregel

Op 21 maart 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak van een asielzoeker die in beroep ging tegen de plaatsing in een Handhaving- en Toezichtlocatie (HTL) en de opgelegde vrijheidsbeperkende maatregel. De eiser, van Jemenitische nationaliteit, was eerder op 18 april 2023 geplaatst in de HTL te Hoogeveen na een incident waarbij hij opzettelijk brand had gesticht op een COA-locatie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de plaatsing en de maatregel op goede gronden zijn genomen, gezien de ernst van de gedragingen van de eiser en het risico dat hij voor de veiligheid van anderen vormde. De rechtbank heeft de beroepsgronden van de eiser, die onder andere stelden dat de plaatsing in de HTL onrechtmatige vrijheidsontneming zou zijn en in strijd met het EVRM, verworpen. De rechtbank oordeelde dat de eiser de mogelijkheid had om de HTL voortijdig te verlaten en dat er geen sprake was van een onrechtmatige vrijheidsontneming. De rechtbank heeft de beroepen ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenvergoeding. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.13342 en AWB 23/5283

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 maart 2024 in de zaak tussen

[naam], eiser,

geboren op [datum],
van Jemenitische nationaliteit,
V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. L.J. Meijering),
en

het bestuur van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COa), verweerder 1,

alsmede

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder 2,

(gemachtigde: mr. P.A.L.A. van Ittersum).

Procesverloop

Bij besluit van 18 april 2023 (het bestreden besluit 1) heeft verweerder 1 besloten om eiser op grond van artikel 10, eerste lid aanhef en onder h en i, en artikel 11, eerste lid, van de Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen 2005 te plaatsen in een Handhaving- en Toezichtlocatie (HTL) te Hoogeveen (hierna: het plaatsingsbesluit).
Bij besluit van 18 april 2023 (het bestreden besluit 2) heeft verweerder 2 aan eiser de maatregel van beperking van de vrijheid opgelegd, zoals bedoeld in artikel 56, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (hierna: de vrijheidsbeperkende maatregel).
Eiser heeft tegen de bestreden besluiten beroep ingesteld en gronden ingediend. Het beroep tegen bestreden besluit 1 staat geregistreerd onder het zaaknummer AWB 23/5283. Het beroep tegen bestreden besluit 2 staat geregistreerd onder het zaaknummer NL23.13342.
Verweerder 1 heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft de beroepen op 16 juni 2023 op zitting behandeld. Eiser en zijn gemachtigde zijn, met bericht van verhindering, niet verschenen. Verweerders hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting op 28 juli 2023 heropend teneinde verweerder 1 schriftelijk een aantal vragen voor te leggen. Verweerder 1 heeft deze vragen op 25 augustus 2023 beantwoord.
De rechtbank heeft op 6 maart 2024 partijen gewezen op de uitspraak van de meervoudige kamer van deze rechtbank en zittingsplaats van 16 februari 2024 [1] en medegedeeld dat deze uitspraak bij de beoordeling van de zaak van eiser wordt betrokken.
Eiser en verweerders zijn in de gelegenheid gesteld om kenbaar te maken of zij op een nadere zitting gehoord willen worden. Geen van voornoemde partijen wenst gebruik te maken van het recht op een nadere zitting gehoord te worden. De rechtbank heeft vervolgens het onderzoek ter zitting gesloten.

Overwegingen

Feiten en omstandigheden
1. De rechtbank gaat bij de beoordeling uit van de feiten die hebben geleid tot de HTL-plaatsing zoals omschreven in het bestreden besluit 1 omdat eiser die niet als zodanig heeft bestreden. De rechtbank is daarom van oordeel dat kan worden uitgegaan van de incidenten zoals deze zijn opgenomen in de verslaglegging van het verweerder 1.
2.1.
Bij besluit van 8 april 2023 heeft verweerder 1 aan eiser een HTL-maatregel opgelegd, naar aanleiding van een incident op 7 april 2023 op een COA-locatie, gevestigd op een cruiseschip. Op 8 april 2023 heeft hij er echter voor gekozen om vrijwillig af te zien van opvang in de HTL.
2.2.
Op 18 april 2023 heeft eiser zich opnieuw gemeld voor opvang bij het aanmeldcentrum in Ter Apel. Omdat eiser recht had op opvang, maar hij de periode in de HTL nog niet had volbracht, is eiser doorverwezen naar de HTL en is aan hem opnieuw
een plaatsingsbesluit met een vrijheidsbeperkende maatregel opgelegd.
2.3.
Bij bestreden besluit 1 heeft verweerder 1 besloten om eiser met ingang van 18 april 2023 in de HTL te Hoogeveen te plaatsen. Door verweerder 1 is geconstateerd dat eiser zich op 7 april 2023 schuldig heeft gemaakt aan gedragingen die zijn te kwalificeren als gedragingen die een (zeer) grote impact hebben doen ontstaan. Eiser heeft opzettelijk brand gesticht in zijn kamer op een schip met maar twee uitgangen en 1400 verblijvende bewoners. Eisers zienswijze naar aanleiding van het voornemen om een maatregel op te leggen geeft verweerder 1 geen aanleiding om een ander standpunt in te nemen. Hij had geen spijt en gaf aan dat hij zo weer brand zou stichten als hij niet zou worden overgeplaatst. Eisers gedragingen zijn volgens verweerder 1 wat betreft aard en omvang zodanig ernstig, dat dit de plaatsing in een HTL rechtvaardigt. Bovendien is eerder, naar aanleiding van andere incidenten getracht het gedrag van eiser te beïnvloeden door middel van het voeren van correctiegesprekken.
2.4.
Bij bestreden besluit 2 heeft verweerder 2 de vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 56 van de Vw aan eiser opgelegd en hem verplicht om zich met ingang van 18 april 2023 in een deel van de gemeente Hoogeveen, te weten binnen de op de bijgevoegde plattegrond aangegeven gebieden, op te houden. Verweerder 2 heeft overwogen dat de openbare orde de maatregel vordert en heeft ter motivering van dit besluit verwezen naar het bestreden besluit 1, waarin het incident dat zich heeft voorgedaan is toegelicht. Verweerder 2 is niet gebleken van omstandigheden die in de weg staan aan het opleggen van de vrijheidsbeperkende maatregel.
2.5.
Eiser is op 18 juli 2023 doorgestroomd naar een reguliere opvanglocatie.
Beoordeling rechtbank
Geen onafhankelijke en/of onpartijdige rechtspraak
3.1.
Eiser stelt zich allereerst op het standpunt dat er geen sprake is van onpartijdige en onafhankelijke rechtspraak omdat alle HTL-zaken na eerdere principiële uitspraken van de zittingsplaats Groningen ook weer naar de zittingsplaats Groningen worden verwezen. Eiser verzoekt hierom de zaak te verwijzen naar een andere zittingsplaats.
3.2.
De rechtbank ziet in hetgeen door eiser is aangevoerd geen aanleiding om anders te oordelen dan eerder door deze rechtbank en zittingsplaats is gedaan in rechtsoverweging 3 van de uitspraak van 3 februari 2023. [2] De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding voor een verwijzing naar een andere zittingsplaats.
Plaatsing in de HTL
4.1.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder 1 op goede gronden en voldoende gemotiveerd heeft besloten tot plaatsing van eiser in de HTL. Eiser heeft door opzettelijk brand te stichten in zijn kamer op een schip, met slechts twee uitgangen en waar op dat moment nog 1400 andere bewoners verbleven, de veiligheid van een groot aantal medebewoners, medewerkers van het Coa en andere personen op dat schip aanwezig in gevaar gebracht. Verweerder 1 heeft deze gedraging conform het maatregelenbeleid terecht gekwalificeerd als gedrag met een zeer grote impact. Bij het besluit is terecht betrokken dat eiser eerder overlast heeft veroorzaakt waarbij hij verbaal en fysiek agressief is geweest tegenover meerdere beveiligers en dat het opleggen van andere (lichtere) maatregelen er niet toe heeft geleid dat eiser zijn gedrag heeft verbeterd.
4.2.
De rechtbank stelt voorts vast dat geen sprake is van contra-indicaties. Voor zover eiser meent dat sprake is van een contra-indicatie omdat hij kampt met slaapproblemen, heeft verweerder 1 zorgvuldig gehandeld door het GZA op 18 april 2023 voor de HTL-plaatsing te raadplegen. Het GZA heeft niet aangegeven dat er een contra-indicatie bestaat voor plaatsing in de HTL.
Het beroep op artikel 3, 5 en 8 EVRM
5.1.
Eiser stelt zich op het standpunt dat plaatsing in de HTL onrechtmatige vrijheidsontneming betreft. Eiser beroept zich in dit kader op het FMS arrest. [3] Eiser voert aan dat er voor hem geen realistische keuze bestaat om de HTL eerder te verlaten gelet op de gevolgen hiervan. Verder is eiser feitelijk opgesloten en is hij afhankelijk van COa-medewerkers om de HTL te kunnen verlaten. Ook bestaat er geen juridische garantie dat de vrijheidsbeperkende maatregel wordt opgeheven bij het verlaten van de HTL waardoor eiser kans loopt een strafbaar feit te plegen bij het verlaten van de HTL. Tot slot voert eiser aan dat bij plaatsing in de HTL het risico bestaat dat iemand langer dan de maximale verblijfsduur van 13 weken in de HTL verblijft. Dit komt omdat het verblijf in een ROV-kamer in de HTL niet wordt meegeteld bij de totale verblijfsduur en omdat iedere keer na het ‘vrijwillig’ verlaten van de HTL en vervolgens weer terugkeren een nieuw plaatsingsbesluit wordt genomen met opnieuw een verblijfduur van maximaal 13 weken.
5.2.
Eiser stelt zich verder op het standpunt dat plaatsing in de HTL in strijd is met artikelen 3 en 8 van het EVRM omdat er na plaatsing een reëel risico bestaat dat hij wordt onderworpen aan buitenproportioneel willekeurig geweld waarvoor geen wettelijke basis aanwezig is. Eiser wijst in dit kader op de Inspectierapporten van 12 oktober 2022 [4] , en 27 maart 2023. [5] Eiser voert aan dat hij meermaals is onderworpen aan fouilleringen, terwijl daarvoor een wettelijke basis ontbreekt. Ten aanzien van artikel 8 van het EVRM wijst eiser verder nog op de vergaande mate van ontneming/beperking van zijn vrijheid en inbreuken op zijn privéleven zoals het voortdurende cameratoezicht, een strikt dagprogramma, een ernstige beperking van zijn fysieke vrijheid, verplichte gesprekken, een onduidelijke bezoekregeling, een interne meldplicht (2x per dag) en het feit dat advocaten geen toegang hebben tot de HTL. Eiser stelt dat de huisregels niet kunnen dienen als wettelijke basis om zijn privéleven op een dergelijke manier te schenden omdat de huisregels veel te breed zijn opgesteld. Naast deze omstandigheden is er een gebrek aan een onafhankelijke klachtencommissie en onafhankelijke vorm van toezicht.
6.1
De rechtbank overweegt dat bij uitspraak van 16 februari 2024 de meervoudige kamer van deze rechtbank en zittingsplaats heeft geoordeeld dat de plaatsing in de HTL geen vrijheidsontneming oplevert en hierbij van doorslaggevend belang heeft geacht dat eiser nog altijd de mogelijkheid heeft om de HTL voortijdig te verlaten. [6] Voorts heeft de rechtbank geoordeeld dat niet kan worden gesteld dat plaatsing in de HTL in algemene zin in strijd is met de Opvangrichtlijn of artikel 3 en 8 van het EVRM.
6.2.
De rechtbank stelt vast dat eisers beroepsgronden betrekking hebben op de vraag of plaatsing in de HTL vrijheidsontneming oplevert en/of in strijd is met artikel 3 en/of 8 EVRM. Deze beroepsgronden slagen niet. De rechtbank ziet in wat eiser naar voren heeft gebracht, geen aanleiding om anders te oordelen dan in de bovengenoemde uitspraak van 16 februari 2024 en maakt de dragende overwegingen in die uitspraak tot de hare. In aanvulling daarop overweegt de rechtbank dat het standpunt dat sprake is geweest van verregaande fouilleringen onvoldoende onderbouwd is.
6.3.
Voorts stelt de rechtbank vast dat eiser als gevolg van de onderhavige plaatsing en de opgelegde vrijheidsbeperkende maatregel van 18 april 2023 tot en met 18 juli 2023 in de HTL heeft verbleven. Daarmee heeft eiser exact 13 weken verbleven in de HTL. Ook is niet gebleken dat eiser in totaal, dus in combinatie met eerdere opgelegde plaatsingsbesluiten ten aanzien van hetzelfde incident, langer dan 13 weken in de HTL heeft verbleven. Naar het oordeel van de rechtbank maakt de mogelijkheid dat iemand langer dan 13 weken in de HTL kan verblijven niet dat er in het geval van eiser sprake is van een onrechtmatige vrijheidsontneming.

Conclusie

7.1
Hetgeen partijen overigens in beroep naar voren hebben gebracht leidt niet tot een ander oordeel. De beroepen tegen het plaatsingsbesluit en de vrijheidsbeperkende maatregel zijn ongegrond.
7.2.
Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Nieuwenhuis, rechter, in aanwezigheid van
A. Hoekstra, griffier, op 21 maart 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
de griffier de rechter
afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak, voor zover betrekking hebbend op het bestreden besluit 1, kan binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Tegen deze uitspraak, voor zover betrekking hebbend op bestreden besluit 2, staat geen rechtsmiddel open.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:

Voetnoten

3.Arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 14 mei 2020, FMS e.a., ECLI:EU:C:2020:367.
4.De brief van de Inspecteur-generaal Inspectie Justitie en Veiligheid aan de staatssecretaris met betrekking tot het door de inspectie Justitie en Veiligheid verrichte onderzoek naar de leefomstandigheden en de veiligheid op de handhaving- en toezichtlocatie (HTL) Hoogeveen van 12 oktober 2022.
5.De brief van de Inspecteur-generaal Inspectie Justitie en Veiligheid aan de staatssecretaris met betrekking tot het door de Inspectie Justitie en Veiligheid verrichte vervolgonderzoek naar onder andere de wettelijke basis geweldgebruik boa’s HTL van 27 maart 2023.