ECLI:NL:RBDHA:2024:3867
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening wegens gebrek aan spoedeisend belang en verstrijken begunstigingstermijn
In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 14 maart 2024, wordt het verzoek om een voorlopige voorziening van de verzoeker afgewezen. De verzoeker had bezwaar gemaakt tegen een last onder dwangsom die door het college van burgemeester en wethouders van Den Haag was opgelegd wegens onvergunde onzelfstandige bewoning door meer dan twee bewoners. De last verplichtte verzoeker om de overtreding voor 6 oktober 2023 te beëindigen, anders zou hij een dwangsom van € 5.000,00 verbeuren.
De voorzieningenrechter oordeelt dat het verzoek kennelijk ongegrond is, omdat verzoeker geen spoedeisend belang heeft bij het treffen van een voorlopige voorziening. De begunstigingstermijn was al verstreken op het moment van het indienen van het verzoek, en er is geen evident onrechtmatig besluit vastgesteld. De voorzieningenrechter wijst erop dat het niet mogelijk is om de begunstigingstermijn te verlengen nadat deze is verstreken. Bovendien is er geen aanleiding om te veronderstellen dat er invorderingsmaatregelen zijn genomen door verweerder.
De uitspraak benadrukt dat de voorzieningenrechter alleen een voorlopige voorziening kan treffen als er sprake is van onverwijlde spoed. In dit geval was er geen spoedeisend belang, en daarom werd het verzoek afgewezen. De beslissing is openbaar uitgesproken en er is geen proceskostenveroordeling opgelegd.