Uitoefening van ouderlijke rechten wanneer ouders gescheiden leven
(1) De ouder die met het kind samenwoont, heeft niet het recht het contact tussen het kind en de andere gescheiden levende ouder te belemmeren, behalve in gevallen waarin het gedrag van het kind de belangen van het kind schaadt of gevaar oplevert voor zijn/haar lichamelijke en geestelijke toestand.
(2) Ouders hebben het recht om een overeenkomst te sluiten over de uitoefening van ouderlijke rechten door de ouder die gescheiden van het kind leeft. De daaruit voortvloeiende geschillen worden beslecht door de territoriale voogdijautoriteit, die een vergaderschema opstelt, en tegen haar beslissing kan beroep worden aangetekend bij de rechtbank, die de beslissing neemt. Ouders kunnen op eigen initiatief of op aanbeveling van de territoriale voogdijautoriteit een verzoek indienen bij een bemiddelaar om het geschil op te lossen.
(2-1) Bij het opstellen van het vergaderschema wordt rekening gehouden met de gehechtheid van het kind aan elk van de ouders, aan broers en zussen, met de leeftijd van het kind en het bijwonen van studies/deelname aan buitenschoolse activiteiten door hem/haar, de morele kwaliteiten van de ouders, de relaties tussen het kind en elke ouder, de nabijheid van het huis van de ouder die gescheiden van het kind leeft, zodat de ouderlijke rechten eerlijk worden uitgeoefend.
(2-2) Indien de ouder op wiens woonplaats de woonplaats van het kind is gevestigd, tijdelijk naar een andere plaats in het land of in het buitenland vertrekt om te werken of voor andere doeleinden en het kind onder de hoede van een andere persoon blijft, behoudt de ouder die gescheiden van het kind leeft, het recht om het kind te bezoeken volgens het vergaderschema.
(2-3) Indien de ouder op wiens woonplaats de woonplaats van het kind is gevestigd, met het kind naar een andere plaats in het land of in het buitenland vertrekt of het kind onder voogdij achterlaat, zorgt hij/zij ervoor dat het kind met de andere ouder communiceert via informatietechnologie of andere middelen, alsmede de mogelijkheid om het kind door de andere ouder te bezoeken.
(3) In geval van niet-naleving van de rechterlijke beslissing kan de rechter op verzoek van de ouder die gescheiden van het kind leeft, rekening houdend met de belangen en de mening van het kind, afhankelijk van zijn leeftijd en mate van rijpheid, besluiten het kind aan hem over te dragen.
(4) Ouders die gescheiden van hun kind leven, hebben het recht om informatie over hun kind te ontvangen van alle instellingen voor onderwijs, curatie, sociale bijstand, enz. Het verstrekken van informatie kan worden geweigerd als het gedrag van de ouder een gevaar vormt voor het leven en de gezondheid van het kind. Deze weigering kan voor de rechter worden aangevochten.
Het geschil spitst zich toe op de vraag of, indien de ouder bij wie een kind niet de woonplaats had niet instemt met een vertrek naar het buitenland en daarom ook niet langer instemt met de woonplaats bij die andere ouder, artikel 64 FW nog wel van toepassing is en zo ja, of de vrijheid van de andere ouder om naar het buitenland te vertrekken beperkt wordt.