ECLI:NL:RBDHA:2024:383
Rechtbank Den Haag
- Mondelinge uitspraak
- Rechtspraak.nl
Bewaring en voortduren van de maatregel van bewaring van een Marokkaanse vreemdeling
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 12 januari 2024 een mondelinge uitspraak gedaan over de maatregel van bewaring van een Marokkaanse vreemdeling. De eiser, geboren op een onbekende datum en met een v-nummer dat niet is vermeld, had op 2 oktober 2023 een maatregel van bewaring opgelegd gekregen op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel en verzocht om schadevergoeding. Tijdens de zitting, die via telehoren plaatsvond, was eiser aanwezig in het detentiecentrum in Rotterdam, bijgestaan door zijn gemachtigde, mr. M.A.M. Karsten, en een tolk. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, G.M. Bouius.
De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De rechtbank overweegt dat de maatregel van bewaring eerder is getoetst in een uitspraak van 21 december 2023. De rechtbank heeft vastgesteld dat er voldoende voortvarendheid is van de zijde van de verweerder in de uitzettingsprocedure. Eiser heeft aangevoerd dat er geen zicht op uitzetting naar Marokko is en dat er geen zorgvuldige belangenafweging heeft plaatsgevonden. De rechtbank oordeelt echter dat verweerder voldoende voortvarend handelt en dat er geen aanknopingspunten zijn voor het oordeel dat zicht op uitzetting naar Marokko ontbreekt.
De rechtbank concludeert dat eiser niet voldoende meewerkt aan het verkrijgen van de benodigde documenten voor zijn uitzetting en dat er geen omstandigheden zijn die de detentie ongeldig maken. De rechtbank wijst erop dat eiser de mogelijkheid heeft om medische hulp te zoeken in het detentiecentrum. De uitspraak is openbaar gemaakt op 12 januari 2024 en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.