ECLI:NL:RBDHA:2024:382
Rechtbank Den Haag
- Mondelinge uitspraak
- Rechtspraak.nl
Bewaring en voortduren van de maatregel van bewaring in vreemdelingenrechtelijke context
Op 12 januari 2024 heeft de Rechtbank Den Haag een mondelinge uitspraak gedaan in de zaak van een eiser van Surinaamse nationaliteit, die in detentie verbleef. De eiser had beroep ingesteld tegen de voortduren van de maatregel van bewaring die op 6 september 2023 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was opgelegd. De rechtbank heeft het beroep behandeld met behulp van telehoren, waarbij de eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde, mr. J.E. Groenenberg, en de verweerder werd vertegenwoordigd door mr. G.M. Bouius.
De rechtbank heeft de maatregel van bewaring eerder getoetst in een uitspraak van 15 december 2023 en moest nu beoordelen of het voortduren van deze maatregel rechtmatig was sinds de sluiting van het onderzoek in de voorgaande zaak op 8 december 2023. De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris voldoende voortvarend aan de uitzetting van de eiser werkte en dat er nog steeds zicht op uitzetting was. Dit werd onderbouwd door de voortgangsrapportage en de gesprekken die met de Surinaamse autoriteiten waren gevoerd.
De rechtbank oordeelde dat er geen aanknopingspunten waren om te twijfelen aan de bereidheid van de Surinaamse autoriteiten om een laissez-passer af te geven, en dat het tijdsverloop sinds de aanvraag niet zodanig was dat dit de rechtmatigheid van de bewaring in gevaar bracht. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af, zonder aanleiding te zien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 12 januari 2024.