In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank Den Haag het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn verzoek om restitutie van de door het CAK geïnde eigen bijdrage van € 19,- per maand voor de op 5 maart 2020 verstrekte Wmo-voorzieningen. Het college van burgemeester en wethouders van Zoetermeer heeft het restitutieverzoek met het besluit van 21 juni 2022 afgewezen, en bij het bestreden besluit van 20 oktober 2022 is deze afwijzing gehandhaafd. De rechtbank heeft het beroep op 13 februari 2024 behandeld, waarbij de gemachtigden van beide partijen aanwezig waren.
Eiser heeft in de procedure aangevoerd dat hij geen eigen bijdrage verschuldigd is voor de toegekende traplift en drempelvoorzieningen, maar de rechtbank oordeelt dat hij wel een eigen bijdrage verschuldigd is voor andere Wmo-voorzieningen, zoals hulp bij het huishouden en een scootmobiel. De rechtbank concludeert dat het college de afwijzing van het restitutieverzoek deugdelijk heeft gemotiveerd en dat er geen strijd is met de relevante artikelen van de Awb. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bepaalt dat het college het griffierecht en proceskosten aan eiser moet vergoeden.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser ten tijde van zijn verzoek om restitutie gebruik maakte van meerdere Wmo-maatwerkvoorzieningen waarvoor een eigen bijdrage verschuldigd is. De rechtbank volgt eiser niet in zijn stelling dat het college zich niet mocht baseren op het advies van de bezwaarschriftencommissie, omdat aan de vereisten van de Awb is voldaan. De rechtbank concludeert dat het college terecht heeft geoordeeld dat eiser geen recht heeft op restitutie van de eigen bijdrage voor de periode vanaf oktober 2019, omdat de eigen bijdrage voor de traplift en drempelvoorzieningen per 5 maart 2020 is beëindigd, maar de eigen bijdrage voor andere voorzieningen doorloopt.