ECLI:NL:RBDHA:2024:3726

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 februari 2024
Publicatiedatum
19 maart 2024
Zaaknummer
NL23.22767
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag verblijfsvergunning voor arbeid in loondienst en verzoek om voorlopige voorziening

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een verblijfsvergunning onder de beperking ‘arbeid in loondienst’ en het verzoek om een voorlopige voorziening. Eiseres, een langdurig ingezetene derdelander uit Marokko, had haar aanvraag voor een tewerkstellingsvergunning (TWV) ingediend, maar deze werd afgewezen omdat zij niet voldeed aan de vereisten van een verblijfsvergunning voor tenminste een jaar. De rechtbank oordeelt dat de afwijzing terecht was, aangezien de verblijfsvergunning van eiseres met terugwerkende kracht was ingetrokken, waardoor haar verblijf niet als legaal kon worden beschouwd. Eiseres voerde aan dat zij langer dan een jaar rechtmatig verblijf had, maar de rechtbank oordeelde dat dit verblijf niet voldeed aan de voorwaarden voor toegang tot de arbeidsmarkt. De rechtbank verwierp ook de stelling van eiseres dat de hoorplicht was geschonden, omdat er geen twijfel bestond over de uitkomst van het bezwaar. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk, met de conclusie dat er geen aanleiding is voor een proceskostenvergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummers: NL23.22767 en NL23.22768
uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter in de zaken tussen

[eiseres] , eiseres/verzoekster (hierna: eiseres)

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. P. Scholtes),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. S. Deniz).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een verblijfsvergunning onder de beperking ‘arbeid in loondienst’ en beoordeelt de voorzieningenrechter haar verzoek om een voorlopige voorziening.
1.1.
Bij besluit van 9 maart 2023 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres afgewezen.
1.2.
Bij besluit van 11 juli 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
1.3.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 12 januari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres, Z. Hamidi als tolk en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat de zaak over?
2. Eiseres is geboren op [geboortedatum] 1989 en heeft de Marokkaanse nationaliteit. Eiseres is langdurig ingezetene derdelander (in de zin van de Richtlijn (EG) 2003/109) [1] van Spanje. Eiseres heeft een aanvraag ingediend voor het verrichten van arbeid in loondienst. Verweerder heeft deze aanvraag afgewezen omdat eiseres niet tenminste een jaar over een verblijfsvergunning beschikt en geen tewerkstellingsvergunning (TWV) heeft overgelegd en daarom niet heeft voldaan aan de voorwaarden van artikel 3.31, eerste lid, van het Vb [2] in samenhang gelezen met artikel 16 van de Vw [3] en de artikelen 8 en 9 van de Wav [4] .
Wat vindt eiseres in beroep?
3. Eiseres is het niet eens met het bestreden besluit. Eiseres voert aan dat verweerder niet had mogen tegenwerpen dat zij niet voldoet aan het criterium dat zij een jaar lang rechtmatig toegang tot de Nederlandse arbeidsmarkt heeft gehad. Eiseres meent dat zij langer dan één jaar rechtmatig verblijf heeft gehad, omdat zij bezwaar heeft gemaakt en beroep heeft ingesteld tegen de intrekking van haar verblijfsvergunning. Ter onderbouwing hiervan verwijst eiseres naar paragraaf B10/4.2. van de Vc 2000 [5] . Volgens eiseres geldt voor langdurig ingezetene het zelfde criterium voor de beoordeling of er sprake is van legale verblijf als voor Turkse werknemers. Verder vraagt eiseres bijzondere aandacht voor artikel 14, derde lid van de Richtlijn. Eiseres vindt dat verweerder niet heeft gemotiveerd welk arbeidsmarktbeleid strengere regels voor eiseres rechtvaardigt. Gelet op de tekorten in de schoonmaakbranche, waarin eiseres werkzaam is, wordt met aanvullende eisen het nuttig effect van de Richtlijn ontnomen. Tot slot is de hoorplicht geschonden.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4. Op grond van artikel 3.31, eerste lid, van het Vb kan de verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder de beperking arbeid in loondienst worden verleend indien geen afwijzingsgrond van toepassing is uit artikel 16 van de Vw 2000 en de artikelen 8 en 9 van de Wav, tenzij het om seizoenarbeid gaat.
4.1.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder terecht heeft gesteld dat eiseres over een TWV moet beschikken, omdat zij niet in bezit was van een verblijfsvergunning voor tenminste een jaar. Met de intrekking met terugwerkende kracht van de verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd op grond van de Verblijfsregeling Mensenhandel voldoet eiseres niet aan het vereiste in punt 8 van bijlage II bij de RuWav [6] 2022. De verblijfsvergunning van eiseres was geldig van 31 januari 2022 tot 31 januari 2023. Bij besluit van 11 november 2022 is deze verblijfsvergunning met terugwerkende kracht ingetrokken vanaf 10 mei 2022. Dit betekent dat de verblijfsvergunning van eiseres geldig was van 31 januari 2022 tot 10 mei 2022. Uit vorenstaande volgt dat eiseres weliswaar meer dan één jaar in Nederland heeft verbleven, maar dat verblijf is door intrekking met terugwerkende kracht niet één jaar lang legaal geweest in de zin van punt 8 van bijlage II. Procedureel rechtmatig verblijf in afwachting van een besluit op bezwaar of beroep voorkomt enkel dat de uitzetting achterwege moet blijven. Hieraan is geen toegang tot de arbeidsmarkt gekoppeld. [7]
4.2.
Verder volgt de rechtbank eiseres niet in haar stelling dat paragraaf B10/4.2. van de Vc ook in de situatie van eiseres geldt. Artikel 6 besluit 1/80 gaat namelijk over Turkse werknemers. Daarnaast gaat het hier niet om een vreemdeling die enkel procedureel rechtmatig verblijf heeft, maar ook daadwerkelijk voor die periode een verblijfsvergunning krijgt. Anders dan in besluit 1/80 is de voorwaarde niet dat eiseres legale arbeid heeft verricht, maar dat zij een jaar lang legaal verblijf heeft gehad. De discussie over het wel of niet hebben van een sticker waaruit blijkt dat eiseres mag werken is dan ook niet relevant voor de vraag of er sprake is van legaal verblijf.
Artikel 14 van de Richtlijn
5. De rechtbank overweegt allereerst dat aan de rechten van een langdurig ingezetene, zoals eiseres, voorwaarden mogen worden verbonden die verband houden met de toegang tot de arbeidsmarkt. [8]
5.1.
De stelling van eiseres dat gelet op het tekort in de schoonmaakbranche met aanvullende eisen het nuttig effect van de Richtlijn wordt ontnomen, volgt de rechtbank ook niet. De TWV als vereiste is niet in strijd met het effectiviteits- dan wel evenredigheidsbeginsel. In artikel 14 van de Richtlijn is immers opgenomen dat de lidstaten voorwaarden mogen stellen aan langdurig ingezetene derdelanders ten aanzien van het hebben van toegang tot de arbeidsmarkt. De aanvraag van een TWV, en de voorwaarden voor verkrijging daarvan, acht de rechtbank niet onevenredig zwaar of onredelijk. De voorwaarde om als langdurig ingezetene derdelander gedurende één jaar legaal arbeid te verrichten in de gastlidstaat, acht de rechtbank evenmin onevenredig zwaar of onredelijk.
Hoorplicht
6. Tot slot is de rechtbank van oordeel dat de hoorplicht niet is geschonden. Van het horen mag worden afgezien, als er op voorhand redelijkerwijs geen twijfel over mogelijk is dat de gronden van bezwaar niet tot een ander besluit kunnen leiden. Gelet op de motivering van het primaire besluit en de inhoud van de gronden in het bezwaarschrift, mocht verweerder afzien van het horen van eiseres.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond.
8. Het verzoek om een voorlopige voorziening wordt buiten zitting afgedaan en niet-ontvankelijk verklaard, nu er uitspraak is gedaan in het beroep en er niet langer sprake is van connexiteit. [9]
9. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
De voorzieningenrechter verklaart het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.W. Griffioen, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. R.S. Ouertani, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
Tegen de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening staat geen hoger beroep
of verzet open.

Voetnoten

1.Hierna: de Richtlijn.
2.Vreemdelingenbesluit 2000.
3.Vreemdelingenwet 2000.
4.Wet arbeid vreemdelingen
5.Vreemdelingencirculaire 2000.
6.Regeling Uitvoering Wet arbeid vreemdelingen.
7.Vgl. de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht van 8 december 2021, ECLI:NL:RBDHA:2021:16921.
8.Zie de uitspraak van 13 juli 2013 van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling), ECLI:NL:RVS:2013:548.
9.Op grond van artikel 8:81 en 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht.