ECLI:NL:RBDHA:2024:3707

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 februari 2024
Publicatiedatum
19 maart 2024
Zaaknummer
NL23.2769
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Somalische eiser met problemen met Al-Shabaab

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van een Somalische eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser, geboren in 2006, heeft op 26 januari 2022 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, die op 23 januari 2023 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid als ongegrond is afgewezen. De rechtbank heeft de zaak op 15 februari 2023 behandeld, maar het onderzoek werd geschorst vanwege nieuwe stukken van de verweerder. Na heropening van het onderzoek op 22 juni 2023, heeft de rechtbank gewacht op de afronding van een onderzoek naar adequate opvang in Somalië, dat uiterlijk op 23 januari 2024 zou zijn afgerond.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, waarbij zij oordeelt dat de verklaringen van eiser over zijn problemen met Al-Shabaab ongeloofwaardig zijn. Eiser heeft gesteld dat hij meerdere keren is benaderd door Al-Shabaab om zich aan te sluiten, maar de rechtbank vindt het onwaarschijnlijk dat hij in het openbaar is mishandeld en dat hij bedenktijd heeft gekregen. De rechtbank wijst erop dat als Al-Shabaab daadwerkelijk geïnteresseerd was in eiser, zij direct actie zouden hebben ondernomen. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris terecht heeft geoordeeld dat eiser niet in aanmerking komt voor een asielvergunning en dat er geen sprake is van een schending van artikel 3 van het EVRM.

De rechtbank heeft ook de argumenten van eiser met betrekking tot zijn familie in Nederland en de gevolgen van terugkeer naar Somalië beoordeeld, maar komt tot de conclusie dat er geen beschermenswaardig gezinsleven is en dat de belangenafweging in het nadeel van eiser uitvalt. De rechtbank wijst het beroep af en stelt dat eiser geen recht heeft op vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.2769

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [nummer] ,
(gemachtigde: mr. J.E. de Poorte),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. I.M. Genee).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van de asielaanvraag van eiser. Eiser stelt van Somalische nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [datum] 2006. Hij heeft op 26 januari 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Verweerder heeft met het bestreden besluit van 23 januari 2023 deze aanvraag in de algemene procedure afgewezen als ongegrond en aan eiser een terugkeerbesluit opgelegd.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 15 februari 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van verweerder deelgenomen.
1.2.
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst en afspraken gemaakt met partijen, omdat verweerder de dag voor de zitting belangrijke stukken had ingebracht die eiser niet had gezien. Partijen hebben daarna schriftelijk hun standpunten kenbaar gemaakt. Partijen hebben laten weten geen nadere zitting te willen. Daarop is het onderzoek gesloten en heeft de rechtbank meegedeeld binnen twee weken uitspraak te doen. De rechtbank heeft deze termijn niet gehaald en partijen bericht later uitspraak te doen.
1.3.
De rechtbank heeft partijen bij brief van 16 mei 2023 medegedeeld dat een andere rechter uitspraak zal doen wegens langdurige afwezigheid van de bij de zaak betrokken rechter. Partijen hebben niet verzocht om opnieuw op een zitting te worden gehoord.
1.4.
Bij bestudering van de zaak is gebleken dat de rechtbank nadere informatie nodig had. Daarom is in de brief van 22 juni 2023 het onderzoek heropend. Partijen hebben daarop de rechtbank van nadere informatie voorzien. De rechtbank heeft naar aanleiding van de berichten partijen laten weten te wachten met het doen van een uitspraak totdat het onderzoek naar adequate opvang in het kader van de beoordeling van een verblijfsvergunning regulier op grond van het buitenschuldbeleid voor alleenstaande minderjarige vreemdelingen afgerond zal zijn, wat uiterlijk 23 januari 2024 zou zijn.
1.5.
Nadat was gebleken dat dit onderzoek voor de duur van een jaar of tot de datum waarop eiser 18 jaar wordt was verlengd, heeft de rechtbank het onderzoek op 13 februari 2024 gesloten en partijen laten weten binnen welke termijn de rechtbank uitspraak zou doen.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het asielrelaas
3. Eiser legt aan zijn asielaanvraag het volgende ten grondslag. Eiser is drie keer benaderd door mannen van Al-Shabaab om zich aan te sluiten bij hen. Eiser kreeg de eerste keer één week bedenktijd, de tweede keer toen eiser bedreigd en mishandeld werd kreeg hij twee weken bedenktijd. Eiser is toen zes maanden gevlucht naar een andere wijk, waarna hij weer terugkwam omdat hij dacht dat de kust veilig was. Een paar dagen later werd eiser onderweg naar de moskee mishandeld en bedreigd door mannen van Al-Shabaab om zich aan te sluiten. Eiser is toen gevlucht naar een ver familielid en die heeft een reisagent geregeld zodat eiser kon vluchten. Eisers familie wordt telefonisch bedreigd door Al-Shabaab. Eiser vreest bij terugkeer vermoord te worden door Al-Shabaab omdat hij hun oproep heeft geweigerd.
Waar ziet de beoordeling nog op?
4. Verweerder heeft in het bestreden besluit eisers asielaanvraag afgewezen als ongegrond. Daarnaast heeft verweerder aan eiser een terugkeerbesluit opgelegd. Verweerder heeft verder bepaald dat eiser niet in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd op grond van artikel 8 van het EVRM [1] of een verblijfsvergunning regulier op grond van artikel 14, eerste lid, aanhef en onder e, van de Vw [2] (AMV buitenschuld beleid).
4.1.
Verweerder heeft ter zitting het terugkeerbesluit ingetrokken omdat er onvoldoende onderzoek was gedaan naar de adequate opvang van eiser in Somalië. De rechtbank heeft in de brief van 22 juni 2023 gevraagd welke consequentie deze intrekking heeft voor het onderdeel van de meeromvattende beschikking waarbij eiser niet in het bezit is gesteld van een reguliere verblijfsvergunning in het kader van het AMV buitenschuld beleid. Verweerder heeft in de brief van 4 juli 2023 gereageerd en zich op het standpunt gesteld dat de overwegingen in de besluitvorming met betrekking tot de AMV ambtshalve toets buitenschuld, ook niet langer worden gehandhaafd. Echter, betekende dat volgens verweerder niet dat eiser in het bezit moet worden gesteld van een dergelijke reguliere verblijfsvergunning.
4.2.
Eiser heeft in de brief van 9 augustus 2023 aangevoerd dat de intrekking van het terugkeerbesluit dient te leiden tot intrekking van het gehele bestreden besluit. De beslissing omtrent eisers terugkeer dient te worden genomen binnen de beslissing op de asielaanvraag.
4.3.
De rechtbank kan eiser daar echter niet in volgen. De rechtbank wijst daartoe naar de uitspraak van 8 februari 2023 van de Afdeling [3] :

Anders dan de rechtbank heeft geoordeeld, hoeft het onderzoek naar adequate opvang in het kader van de asielprocedure niet in alle gevallen te zijn afgerond voordat de asielaanvraag wordt afgewezen. Als het onderzoek naar adequate opvang in het land van terugkeer meer tijd nodig heeft, kan de staatssecretaris volstaan met een afwijzend besluit op de asielaanvraag, zonder dat dit besluit van rechtswege geldt als terugkeerbesluit. Niettemin heeft de rechtbank het besluit van 2 september 2021 terecht vernietigd en de staatssecretaris opgedragen om een nieuw besluit te nemen. De staatssecretaris heeft namelijk geen deugdelijke verklaring gegeven voor het feit dat het onderzoek naar adequate opvang nog niet is afgerond of nog moet plaatsvinden. Evenmin heeft hij in het besluit uiteengezet welk onderzoek hij nog zou doen en hoe lang dat naar verwachting zou duren.”
Hieruit blijkt dat verweerder afzonderlijk een asielaanvraag kan afwijzen zonder dat er sprake is van een terugkeerbesluit. Daarnaast heeft verweerder in het bericht van 4 juli 2023 gemotiveerd aangegeven dat het onderzoek bezig is, wat het onderzoek inhoudt en dat ernaar wordt gestreefd het onderzoek uiterlijk 23 januari 2024 af te ronden. Daarmee is voldaan aan de voorwaarden die blijken uit de uitspraak van de Afdeling. Verweerder heeft in de brief van 29 januari 2024 laten weten dat het onderzoek naar adequate opvang nog niet is afgerond omdat eiser onvoldoende meewerkt, en dat het onderzoek daarom is verlengd. Hiermee heeft verweerder ook voldoende gemotiveerd waarom het onderzoek niet binnen de verwachtte termijn is afgerond.
4.4.
Daarom ligt in deze procedure nu nog enkel de vraag voor of verweerder de asielaanvraag van eiser terecht ongegrond heeft verklaard en of verweerder op juiste gronden heeft besloten dat eiser niet in aanmerking komt voor een reguliere verblijfvergunning op grond van artikel 8 van het EVRM.
Het standpunt van verweerder ten aanzien van de asielaanvraag
5. Verweerder heeft de volgende elementen relevant geacht:
1. identiteit, nationaliteit en herkomst;
2. problemen met Al-Shabaab.
Verweerder acht het eerste element geloofwaardig, maar het tweede niet.
5.1.
Verweerder overweegt hiertoe dat op basis van openbare informatie niet aannemelijk is dat leden van Al-Shabaab die onder de radar opereren in enkele wijken van Mogadishu, eiser meerdere malen publiekelijk hebben benaderd en openlijk hun ideologie en rekruteringswensen kenbaar hebben gemaakt. Dat maakt het onwaarschijnlijker dat eiser twee keer publiekelijk is mishandeld toen hij weigerde om zich aan te sluiten. Verweerder kan eiser niet volgen in zijn verklaringen dat hij meerdere keren bedenktijd heeft gekregen. Als de leden van al-Shabaab daadwerkelijk geïnteresseerd waren in het rekruteren van eiser dan hadden zij hier direct actie op kunnen ondernemen. Niet valt in te zien waarom Al-Shabaab eiser de tweede en derde keer bedenktijd zou geven nadat zij aangaven hem niet te geloven en specifiek op zoek waren naar eiser vanwege zijn eerdere weigering om deel te nemen. Tevens valt niet in te zien waarom leden van Al-Shabaab zoveel moeite zouden doen en risico zouden nemen om specifiek eiser te rekruteren nu eiser zelf stelt dat enkel zijn jonge fysieke gesteldheid de reden is geweest dat Al-Shabaab hem wilde rekruteren.
Beoordeling van het beroep ten aanzien van de asielaanvraag
6. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat het relaas van eiser, dat hij drie keer is benaderd door Al-Shabaab en elke keer bedenktijd heeft gekregen, ongeloofwaardig is.
6.1.
Verweerder kan erin worden gevolgd dat als leden van Al-Shabaab eiser daadwerkelijk wilden rekruteren, het voor de hand zou liggen dat zij hem meteen zouden meenemen, of andere acties tegen hem zouden hebben ondernomen. Dit temeer nu eiser heeft verklaard dat Al-Shabaab bij zijn vriend [naam] wel meteen actie had ondernomen. Hij is direct meegenomen. Dat volgens eiser uit rapporten blijkt dat Al-Shabaab meerdere wijzen van rekruteren hanteert, maakt dit niet anders. Uit die rapporten [4] blijkt weliswaar dat Al-Shabaab ook gebruik maakt van bedreiging, dwang en intimidatie bij rekrutering, maar komt daaruit niet het beeld naar voren dat Al-Shabaab ook gebruik maakt van meer vrijblijvende methoden als het bieden van bedenktijd.
6.2.
Daarnaast heeft verweerder het niet ten onrechte ongeloofwaardig kunnen vinden dat eiser twee keer, op klaarlichte dag en in de aanwezigheid van omstanders, zou zijn mishandeld door Al-Shabaab. Uit openbare informatie blijkt immers dat Al-Shabaab weliswaar in Mogadishu aanwezig is, maar wel onder de radar opereert. Eiser stelt weliswaar terecht dat uit die informatie niet blijkt dat Al-Shabaab alleen ’s nachts opereert, maar naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich op het standpunt kunnen stellen dat het bevreemding wekt dat eiser overdag en in het openbaar de door hem gestelde incidenten heeft meegemaakt.
6.3.
Verweerder heeft het verder terecht bevreemdend gevonden dat eiser stelt nog steeds te worden gezocht door Al-Shabaab, en dat zijn familie daar telefonisch mee wordt lastiggevallen. Verweerder heeft hierover kunnen overwegen dat niet valt in te zien waarom Al-Shabaab specifiek op zoek is naar eiser, vooral nu eiser zelf heeft verklaard dat Al-Shabaab alleen belangstelling voor hem heeft vanwege zijn fysieke gesteldheid.
6.4.
Voor zover eiser stelt dat het risico op schending van artikel 3 van het EVRM in de weg staat aan een negatieve beslissing op eisers asielaanvraag, wijst de rechtbank op de bovenstaande beoordeling van eisers relaas. Verweerder stelt zich verder op het standpunt dat een vreemdeling zich in het algemeen zonder gevaar kan vestigen in Mogadishu en heeft hiervoor ook verwezen naar de brief van 1 december 2022 met beantwoording van vragen die gesteld waren door de Afdeling over gedwongen rekrutering. In de uitspraak die de Afdeling deed in diezelfde zaak op 16 maart 2023 [5] , komt de Afdeling tot het oordeel dat een vreemdeling in Mogadishu geen reëel risico loopt op ernstige schade als gevolg van de aanwezigheid van Al-Shabaab. De rechtbank ziet in de overgelegde landeninformatie geen reden om hier anders over te oordelen.
De beoordeling van het beroep op artikel 8 van het EVRM
7. Eiser stelt dat hij bij zij tante en haar gezin in Nederland wil blijven wonen, door wie hij liefdevol is opgevangen en die ook voornemens is dat te blijven doen. Zijn tante heeft ook vier kinderen. Eiser voelt zich prettig bij hen. Zij oefenen samen gezinsleven uit. In het asielzoekerscentrum in Nederland ervaarde hij klachten, maar sinds hij bij zijn tante woont is hij tot rust gekomen. Eiser kan niet terugkeren naar zijn gezin in Somalië omdat zij hem hebben weggestuurd.
7.1.
De rechtbank stelt voorop dat verweerder in het bestreden besluit heeft kunnen betrekken dat er geen sprake is van inmenging in familie- of gezinsleven, omdat eiser nooit eerder een verblijfsvergunning heeft gehad.
7.2.
Verweerder heeft zich verder op het standpunt kunnen stellen dat niet is gebleken van beschermenswaardig familie- of gezinsleven tussen eiser en zijn tante. Daarbij heeft verweerder een gemotiveerde belangenafweging gemaakt en niet is gebleken dat verweerder deze niet redelijkerwijs in het nadeel van eiser heeft mogen doen uitvallen. De uitkomst van de belangenafweging noopt volgens verweerder dan ook niet tot het oordeel dat weigeren van verblijf in Nederland in strijd is met artikel 8 van het EVRM. Deze belangenafweging is bovendien in beroep onbestreden gebleven. De rechtbank ziet ook verder geen aanknopingspunten om tot een ander oordeel te komen ten aanzien van de reguliere verblijfsvergunning op grond van artikel 8 van het EVRM.
Conclusie en gevolgen
8. Verweerder heeft de aanvraag terecht afgewezen als ongegrond. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser niet in aanmerking komt voor een asielvergunning. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.B. Klaus, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Molenkamp-Lopar, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden
2.Vreemdelingenwet 2000.
3.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling), ECLI:NL:RVS:2023:470.
4.UNHCR-rappport ‘International protection considerations with regard to people fleeing Somalia’ van september 2022; Algemeen ambtsbericht Somalië van maart 2020 en december 2021