ECLI:NL:RBDHA:2024:370
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig nemen van besluit inzake aanvragen voor verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf voor nareis
In deze zaak heeft eiseres, mede namens haar kinderen, beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op hun aanvragen voor een machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis. De aanvragen zijn op 23 november 2022 ingediend, en de staatssecretaris had uiterlijk op 21 mei 2023 een besluit moeten nemen. Eiseres heeft de staatssecretaris op 12 juli 2023 rechtsgeldig in gebreke gesteld, waarna het beroep op 21 augustus 2023 is ingesteld. De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep kennelijk gegrond is, omdat de staatssecretaris niet tijdig heeft beslist.
De rechtbank heeft op basis van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) vastgesteld dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit. Eiseres verzocht de rechtbank om een dwangsom vast te stellen en om de staatssecretaris op te dragen binnen twee weken een besluit te nemen. De rechtbank heeft besloten dat de staatssecretaris binnen twintig weken na de uitspraak alsnog een besluit moet nemen. Tevens is er een dwangsom van € 100 per dag opgelegd voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500.
Daarnaast heeft de rechtbank vastgesteld dat de staatssecretaris € 1.442 aan bestuurlijke dwangsommen heeft verbeurd en dat hij het door eiseres betaalde griffierecht van € 184 moet vergoeden. De proceskosten zijn vastgesteld op € 437,50. De uitspraak is gedaan door mr. S.E. van de Merbel, rechter, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.