ECLI:NL:RBDHA:2024:3618

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 februari 2024
Publicatiedatum
18 maart 2024
Zaaknummer
NL24.1197
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling asielaanvraag van Georgische eiser in verband met bedreiging door criminele organisatie

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van een Georgische eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser, geboren in 1991, heeft op 4 december 2023 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, welke op 10 januari 2024 als kennelijk ongegrond is afgewezen. De rechtbank heeft de zaak op 7 februari 2024 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de Staatssecretaris en een tolk. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Staatssecretaris de asielaanvraag niet op de juiste wijze heeft beoordeeld, met name door relevante verklaringen van eiser over bedreigingen en afpersingen door een criminele organisatie niet mee te nemen in de beoordeling van de zwaarwegendheid van zijn asielrelaas.

De rechtbank concludeert dat de Staatssecretaris de aanvraag ten onrechte als kennelijk ongegrond heeft afgewezen. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt de Staatssecretaris op om een nieuw besluit te nemen, waarbij de rechtbank benadrukt dat de Staatssecretaris alle relevante feiten en omstandigheden in acht moet nemen. Eiser krijgt een proceskostenvergoeding van € 1.750,- toegewezen. De uitspraak is openbaar gemaakt op 20 februari 2024.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL24.1197
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen [eiser], V-nummer: [V-nummer] , eiser (gemachtigde: mr. M.S. Dunant Maurits),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, (gemachtigde: mr. D. Gokcan).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag.
2. Eiser stelt van Georgische nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] 1991. Hij heeft op 4 december 2023 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De staatssecretaris heeft met het bestreden besluit van 10 januari 2024 deze aanvraag in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.
3. De rechtbank heeft het beroep op 7 februari 2024, samen met het verzoek om een voorlopige voorziening1, op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, mevrouw M.K. Abashidze als tolk en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

4. De rechtbank beoordeelt of de staatssecretaris de asielaanvraag van eiser kennelijk ongegrond heeft mogen verklaren. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
5. De rechtbank is van oordeel dat het beroep gegrond is
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het asielrelaas
6. Eiser heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij gevlucht is uit Georgië omdat hij in de wijk waar hij woonde het jaar voorafgaand aan zijn vertrek werd
1. Zaak NL24.1198.
bedreigd en afgeperst door een groep criminele jongens. Bij de bedreigingen en afpersingen vroegen ze eiser om geld te betalen, ondanks dat hij aangaf dit niet te hebben. Ongeveer vier maanden voor het vertrek van eiser uit Georgië is hij een keer in elkaar geslagen omdat hij het geld dat de criminele groep vroeg niet kon betalen. Ook is eiser een keer met een wapen bedreigd en heeft de criminele groep zijn familie bedreigd. Eiser heeft door alle spanningen meer last gekregen van zijn suikerziekte. Hij heeft geen hulp ingeschakeld via zijn eigen netwerk, de politie of andere autoriteiten omdat hij bang is dat hij door hen niet wordt geholpen en dan alleen nog maar meer gevaar loopt. Bij terugkeer vreest hij door deze criminele groep te worden gedood. Eiser heeft ook verklaard dat meerdere mensen worden bedreigd of afgeperst door deze groep en dat de groep veel macht heeft om slachtoffers te onderdrukken.
Het bestreden besluit
7. Het asielrelaas van eiser bevat volgens de staatssecretaris de volgende relevante elementen:
- identiteit, nationaliteit en herkomst;
- de afpersing, bedreiging en mishandeling door een criminele organisatie.
8. De staatssecretaris heeft er in het bestreden besluit voor gekozen de relevante elementen niet te toetsen, maar alleen te toetsen op zwaarwegendheid. De geloofwaardigheid van de relevante elementen is door de staatssecretaris in het midden gelaten. De staatssecretaris heeft zich ten aanzien van de zwaarwegendheid op het standpunt gesteld dat Georgië een veilig land van herkomst is. De staatssecretaris stelt dat eiser daarom bescherming kan inroepen van de Georgische autoriteiten. Volgens de staatssecretaris leiden de relevante elementen niet alsnog tot een gegronde vrees bij terugkeer.

Het oordeel van de rechtbank

9. De rechtbank stelt vast dat de staatssecretaris de pilot zwaarwegendheid (pilot) heeft toegepast in het bestreden besluit.
10. Volgens vaste rechtspraak moet de bestuursrechter in staat worden gesteld de besluitvorming van de staatssecretaris daadwerkelijk en effectief op rechtmatigheid te toetsen. Daarvoor is het noodzakelijk te weten welke feiten en omstandigheden de staatssecretaris tot uitgangspunt heeft genomen bij zijn beoordeling van de zwaarwegendheid van het asielrelaas en de motivering daarvan in het besluit. Over de pilot heeft de hoogste rechter in vreemdelingenzaken2 geoordeeld dat als de staatssecretaris deze werkwijze toepast, hij alle verklaringen van een vreemdeling over zijn asielmotieven als uitgangspunt moet nemen voor de beoordeling van de zwaarwegendheid.3
10. Eiser heeft aangevoerd dat niet alle verklaringen over zijn asielmotieven zijn meegenomen als uitgangspunt in de beoordeling van de zwaarwegendheid. Er is namelijk in het bestreden besluit niets opgenomen over zijn verklaringen over (1) zijn toegenomen suikerziekte, (2) het feit dat meerdere mensen worden bedreigd en afgeperst door de criminele groep en (3) dat de criminele groep veel macht heeft om slachtoffers te
2 De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
3 Zie de uitspraken van 17 augustus 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2332 en ECLI:NL:RVS:2022:2333.
onderdrukken. Er wordt daarom volgens eiser niet voldaan aan de vereisten die in de rechtspraak zijn gesteld aan de pilot.
12. De rechtbank oordeelt dat deze beroepsgrond slaagt. De in 11 genoemde verklaringen over eisers asielrelaas zijn in het bestreden besluit door de staatssecretaris niet kenbaar betrokken bij de beoordeling van de zwaarwegendheid. De staatssecretaris heeft ter zitting aangevoerd dat deze verklaringen wel betrokken zijn in het bestreden besluit en dat dit ingelezen moet worden in de volgende passage op pagina 4 van het voornemen:
“Ten aanzien van uw verklaringen over de afpersing, bedreiging en mishandeling door een criminele groepering wordt overwogen dat u hiervoor de bescherming kunt inroepen van de Georgische autoriteiten. U hebt vooralsnog geen bescherming tegen de criminele groepering gezocht bij de Georgische autoriteiten of daartoe aangewezen instanties, terwijl dit wel van u verwacht mag worden wanneer u tegen problemen aanloopt.”
Daarnaast heeft de staatssecretaris aangevoerd dat eisers suikerziekte (ook) is betrokken bij de ambtshalve toets aan artikel 64 van de Vw.4
13. De rechtbank oordeelt dat de hiervoor geciteerde passage dermate algemeen geformuleerd is dat niet kan worden beoordeeld of en zo ja, hoe de staatssecretaris de in 11 genoemde verklaringen heeft betrokken in de beoordeling van de zwaarwegendheid. De rechtbank kan daardoor de rechtmatigheid van het bestreden besluit niet daadwerkelijk en effectief beoordelen. Dat eisers verklaringen over zijn suikerziekte (ook) zijn betrokken bij de toets aan artikel 64 van de Vw, leidt niet tot een ander oordeel omdat dit een fundamenteel ander toetsingskader is dan de beoordeling van (de zwaarwegendheid van) een asielrelaas.

Conclusie en gevolgen

14. De staatssecretaris heeft de aanvraag ten onrechte afgewezen als kennelijk ongegrond. Het beroep is gegrond omdat het bestreden besluit in strijd is met het zorgvuldigheidsbeginsel en het motiveringsbeginsel. Dit betekent dat eiser gelijk krijgt. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit. De overige beroepsgronden behoeven geen bespreking meer.
15. De rechtbank ziet geen reden om de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit in stand te laten. De rechtbank ziet evenmin aanleiding een tussenuitspraak te doen. De rechtbank overweegt in dit verband dat mogelijk nader onderzoek nodig zal zijn voordat een nieuw besluit kan worden genomen en dat onbekend is hoe lang dit zal duren.
16. De staatssecretaris moet een nieuw besluit nemen met inachtneming van deze uitspraak.
17. Omdat het beroep gegrond is, krijgt eiser een vergoeding van zijn proceskosten. De staatssecretaris moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 1.750,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het deelnemen aan de zitting, met een waarde per punt van € 875,- en een wegingsfactor 1). Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.
4 Vreemdelingenwet 2000.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het besluit van 10 januari 2024;
  • draagt de staatssecretaris op een nieuw besluit te nemen op eisers asielaanvraag, met inachtneming van deze uitspraak;
  • veroordeelt de staatssecretaris tot betaling van € 1.750,- aan proceskosten aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.G. Nicholson, rechter, in aanwezigheid van mr. I.M. de Graaf, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
20 februari 2024

Documentcode: [documentcode]

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.