Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.[eiser] ,
[eiseres],
1.De procedure
- de dagvaarding van 13 december 2022;
- de akte overlegging producties van [eiser] c.s. van 21 december 2022, met producties 1 tot en met 10;
- de conclusie van antwoord van 22 maart 2023, met producties 1 tot en met 4;
- het tussenvonnis van 31 mei 2023, waarbij een mondelinge behandeling is bepaald;
- de akte houdende overlegging van producties tevens akte wijziging eis van [eiser] c.s. van 21 december 2023, met producties 11 tot en met 13;
- de akte overlegging producties van OBWZ van 21 december 2023, met producties 5 tot en met 9.
3.Het geschil
primairvoor recht verklaart dat OBWZ toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de verplichtingen uit de koopovereenkomst van 1 april 2016 [1] ;
subsidiairvoor recht verklaart dat sprake is van dwaling waarbij de gevolgen van de overeenkomst ter opheffing van het geleden nadeel worden gewijzigd;
meer subsidiairvoor recht verklaart dat sprake is van dwaling waarbij de overeenkomst partieel wordt vernietigd en de koopprijs wordt aangepast en waarbij de inhoud van de overeenkomst voor het overige onverminderd blijft bestaan;
zowel primair, subsidiair als meer subsidiairOBWZ veroordeelt tot vergoeding van de door [eiser] c.s. geleden schade, althans het geleden dwalingsnadeel van een bedrag van € 77,764,47, althans een door uw rechtbank in redelijkheid vast te stellen bedrag, te voldoen binnen 14 dagen na betekening van het vonnis en te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van verzuim tot de dag der algehele voldoening;
zowel primair, subsidiair als meer subsidiairOBWZ veroordeelt tot het verwijderen van de aanlegsteiger en de beschoeiing, inclusief het verzorgen van de benodigde vergunningen, alsmede veroordeelt tot het dempen van de sloot, alles voor rekening en risico van OBWZ en uit te voeren binnen een redelijke termijn van drie maanden na het vonnis, versterkt door een dwangsom, althans OBWZ veroordeelt tot vergoeding van de in verband met voornoemde verwijdering en demping te maken kosten, begroot op een bedrag van € 56.002,43, te vermeerderen met de wettelijke rente;
zowel primair, subsidiair als meer subsidiairOBWZ veroordeelt tot vergoeding van de geleden schade in verband met gederfd woongenot van € 200 per maand vanaf de dag der dagvaarding tot aan het moment dat het gederfd woongenot voortduurt, althans berekend over een periode van 30 jaar, althans gedurende een door de rechtbank in redelijkheid te bepalen periode dan wel te bepalen bedrag;
zowel primair, subsidiair als meer subsidiairOBWZ veroordeelt tot betaling van de door [eiser] c.s. gemaakte kosten van € 2.419,95, te voldoen binnen 14 dagen na betekening van het vonnis, te vermeerderen met de wettelijke rente;
zowel primair, subsidiair als meer subsidiairOBWZ veroordeelt in de buitengerechtelijke kosten van € 1.552,64, te vermeerderen met de wettelijke rente;
zowel primair, subsidiair als meer subsidiairOBWZ te veroordelen in de kosten van deze procedure, te vermeerderen met de wettelijke rente over die proceskosten, en de nakosten.
4.De beoordeling
Geen inhoudelijke beoordeling van de klachtplicht
vaarwater (dat wil zeggen: water waarover gemotoriseerd gevaren mag worden). Die vergelijking moet betrekking hebben op soortgelijke bouwkavels als die van [eiser] c.s., die zijn verkocht in dezelfde periode.
vaarwater en voor de helft door andere factoren (zoals de ligging aan water en de grotere afstand tot de weg en tot buren dan bij de andere bouwkavels). Dat betekent dat het (hypothetische) koopprijsverschil tussen de kavel die [eiser] c.s. dacht te kopen en OBWZ dacht te verkopen (te weten: gelegen aan
vaarwater) en het perceel dat hij heeft gekocht en zij heeft verkocht, wordt vastgesteld op (0,5 x 10,8% =) 5,4 %.
vanaf de datum van verzuimtot aan de dag der algehele voldoening” (onderstreping rechtbank). Van verzuim van OBWZ in de nakoming van de koopovereenkomst is geen sprake. De rechtbank begrijpt dit onderdeel van de vordering dan ook zo, dat [eiser] c.s. wettelijke rente vordert over het in dit vonnis toe te wijzen bedrag, vanaf het moment dat dat bedrag opeisbaar is. Dat is, gelet op de constitutieve beslissing tot wijziging van de koopovereenkomst, de datum van dit vonnis. [3] De rechtbank zal de wettelijke rente dan ook toewijzen met ingang van de datum van dit vonnis.
€ 56.002,43. OBWZ heeft aangevoerd dat deze kostenposten om verschillende redenen niet voor vergoeding in aanmerking komen.
gemotoriseerdmag varen over de watergang en de [naam water] . Wat daar ook van zij, vooropgesteld moet worden dat - zoals OBWZ ook heeft aangevoerd - het slagen van het beroep op dwaling niet betekent dat OBWZ jegens [eiser] c.s. schadeplichtig is. Om aanspraak te kunnen maken op schadevergoeding naast vernietiging - dan wel naast wijziging van een vernietigbare rechtshandeling - moet immers een afzonderlijke grondslag bestaan, bijvoorbeeld wanprestatie of onrechtmatige daad. [4] Die grondslag ontbreekt: de rechtbank heeft hiervoor geoordeeld dat van non-conformiteit geen sprake is. [eiser] c.s. heeft niet gesteld dat anderszins sprake zou zijn van een toerekenbare tekortkoming in de nakoming door OBWZ of van onrechtmatig handelen. Nu het in deze zaak gaat om wederzijdse dwaling die niet te wijten is aan een onjuiste mededeling aan de zijde van OBWZ, is er geen grond voor toewijzing van de hier bedoelde kosten. Deze kosten zouden immers ook niet zonder meer aan [eiser] c.s. vergoed worden bij vernietiging van de koopovereenkomst wegens (wederzijdse) dwaling. Dit leidt ertoe dat vergoeding van deze kostenposten en het onder V gevorderde gebod worden afgewezen.
€ 178,00(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing