ECLI:NL:RBDHA:2024:3552
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag op 3 januari 2024 afgewezen, met het argument dat Spanje verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. Eiser, van Algerijnse nationaliteit, heeft zijn beroep op 5 maart 2024 ter zitting toegelicht, bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk.
De rechtbank oordeelt dat het beroep ongegrond is. Eiser heeft betoogd dat de staatssecretaris onzorgvuldig heeft gehandeld door onvoldoende in te gaan op bijzondere omstandigheden in zijn voornemen. De rechtbank stelt echter vast dat het voornemen een voorbereidingshandeling is en dat eiser de mogelijkheid had om zijn zienswijze in te dienen. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris niet onzorgvuldig heeft gehandeld en dat het niet in behandeling nemen van de aanvraag in stand blijft.
Daarnaast heeft eiser aangevoerd dat overdracht aan Spanje zou leiden tot (in)direct refoulement en een schending van artikel 3 van het EVRM. De rechtbank overweegt dat de staatssecretaris mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel, tenzij eiser kan aantonen dat het asiel- en opvangsysteem in Spanje tekortkomingen vertoont. Eiser is er echter niet in geslaagd om dit aannemelijk te maken. De rechtbank wijst erop dat de staatssecretaris terecht heeft geoordeeld dat er geen reden is om van het interstatelijk vertrouwensbeginsel af te wijken.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst de verzoeken om proceskostenvergoeding af. Deze uitspraak is gedaan door mr. T.A. Oudenaarden, rechter, en openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.