Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[eiser] , eiser V-nummer: [V-nummer]
Inleiding
Beoordeling door de rechtbank
Beslissing
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 7 maart 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de bewaring van een vreemdeling. Eiser, die stelt de Surinaamse nationaliteit te hebben, is op 6 februari 2024 in vreemdelingenbewaring gesteld door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser is het niet eens met deze maatregel en heeft beroep ingesteld, dat ook als verzoek om schadevergoeding wordt aangemerkt. Tijdens de zitting op 4 maart 2024 is eiser verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde, terwijl de staatssecretaris zich liet vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
De rechtbank heeft beoordeeld of de bewaring van eiser rechtmatig is. Eiser voert aan dat de staatssecretaris onvoldoende inspanningen heeft geleverd om zijn uitzetting naar Suriname voor te bereiden, wat volgens hem de bewaring onrechtmatig maakt. De rechtbank overweegt dat de staatssecretaris een inspanningsverplichting heeft om te voorkomen dat eiser na zijn strafrechtelijke detentie in bewaring wordt gesteld. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris deze verplichting heeft geschonden, maar dat dit niet automatisch leidt tot onrechtmatigheid van de bewaring. Er moet een belangenafweging plaatsvinden, waarbij de rechtbank oordeelt dat er voldoende gronden zijn voor de maatregel van bewaring, gezien het risico dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken.
De rechtbank wijst het beroep van eiser af en verklaart de maatregel van bewaring rechtmatig. Ook het verzoek om schadevergoeding wordt afgewezen. De uitspraak is openbaar gemaakt op 7 maart 2024 en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.