In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 4 maart 2024, wordt het beroep van eiser, vertegenwoordigd door mr. E. Derksen, behandeld. Eiser heeft beroep ingesteld tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, omdat deze niet tijdig heeft beslist op de asielaanvraag van eiser. De rechtbank heeft eerder, op 10 oktober 2023, bepaald dat verweerder binnen acht weken opnieuw moest beslissen op de aanvraag. Eiser stelt dat deze termijn is overschreden en dat er geen beslissing is genomen, waardoor hij in zijn rechten is aangetast.
De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep gegrond is, omdat de termijn van 21 maanden voor het behandelen van de asielaanvraag op 12 september 2020 al was overschreden. De rechtbank heeft besloten dat verweerder binnen acht weken na de uitspraak een nieuw besluit moet nemen. Indien verweerder deze termijn overschrijdt, moet hij een dwangsom van € 200,- per dag betalen, met een maximum van € 15.000,-. Daarnaast is verweerder veroordeeld tot het betalen van de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 437,50.
De rechtbank heeft geen zitting gehouden, omdat dit in deze zaak niet nodig werd geacht. De uitspraak benadrukt het belang van tijdige besluitvorming in asielzaken en de gevolgen van het niet naleven van wettelijke termijnen door bestuursorganen. De rechtbank heeft ook aangegeven dat de bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing zijn, ondanks de tijdelijke wet die eerder de mogelijkheid tot het opleggen van dwangsommen in asielzaken beperkte.