Het oordeel van de rechtbank
8. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de aanvraag om gezinshereniging op grond van artikel 8 van het EVRM aan de hand van de door eisers ingediende beroepsgronden. De rechtbank concludeert dat het beroep gegrond is en dat het bestreden besluit wordt vernietigd. In het navolgende legt zij uit hoe zij tot dit oordeel is gekomen.
Gezinsleven tussen referente en haar ouders (eiser 1 en eiseres 1)
Is het jongvolwassenenbeleid van toepassing?
9. Eiser 1 en eiseres 1 voeren aan dat zij vallen onder het jongvolwassenenbeleid, zoals neergelegd in onderdeel B7/3.8.1 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc). Referente is 24 jaar. Weliswaar woont zij zelfstandig en werkt zij voltijds, maar dat is volgens eisers slechts het gevolg van de afwezigheid van haar ouders. Het feit dat zij al jong zelfstandig is geworden kan in deze omstandigheden niet tegen haar gebruikt worden. Daarbij heeft de staatssecretaris niet deugdelijk gemotiveerd waarom hij in het primaire besluit heeft overwogen dat eisers aan de voorwaarden van het jongvolwassenenbeleid voldoen, maar thans stelt dat dit niet (langer) het geval is.
10. Op grond van onderdeel B7/3.8.1 van de Vc neemt de INDfamilie- en gezinsleven aan als bedoeld in artikel 8 van het EVRM tussen ouders en hun meerderjarige kinderen, zonder dat sprake moet zijn van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie, als het meerderjarige kind:
- jongvolwassen is;
- met de ouder(s) in gezinsverband samenleeft;
- niet in zijn eigen onderhoud voorziet; en
- geen zelfstandig gezin heeft gevormd.
11. De rechtbank stelt vast dat niet in geschil is dat referente zelfstandig woont en al geruime tijd in haar eigen levensonderhoud voorziet. De staatssecretaris heeft reeds daarom niet ten onrechte overwogen dat het jongvolwassenenbeleid niet van toepassing is. Bovendien stelt de staatssecretaris terecht dat hij op grond van artikel 7:11, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) gehouden is om in bezwaar een volledige heroverweging van het primaire besluit te maken. Een nadere motivering waarom de staatssecretaris zich bij het bestreden besluit, anders dan voorheen, op het standpunt dat eisers niet aan de voorwaarden van het jongvolwassenenbeleid voldoen, is daarom niet vereist.
Is sprake van meer dan gebruikelijke afhankelijkheid tussen referente en haar ouders?
12. Nu het jongvolwassenenbeleid niet van toepassing is, moet er sprake zijn van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie tussen referente en haar ouders om te kunnen spreken van gezinsleven zoals bedoeld in artikel 8 van het EVRM. Uit de rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) volgt dat de vraag of sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie van feitelijke aard is en afhankelijk is van het daadwerkelijk bestaan van hechte, persoonlijke banden. Ter beoordeling van deze banden heeft de staatssecretaris onder meer overwogen dat de medische klachten van eiseres 1 niet met documenten is onderbouwd en dat er geen sprake is van financiële afhankelijkheid die niet ook op afstand kan worden voortgezet. Dit laatste geldt ook voor de emotionele afhankelijkheid tussen referente en haar ouders. De staatssecretaris onderkent dat het voor referente moeilijk moet zijn geweest om een leven in Nederland op te bouwen terwijl haar ouders in Ethiopië en Israël verbleven, maar dit maakt nog niet dat hun onderlinge banden de gebruikelijke afhankelijkheid tussen ouders en hun kinderen overstijgen. Eisers hebben dit in beroep niet bestreden. De staatsecretaris heeft daarom voldoende deugdelijk gemotiveerd dat tussen referente en haar ouders geen sprake is van gezinsleven in de zin van artikel 8 van het EVRM.
13. Eisers stellen zich op het standpunt dat de belangenafweging ten onrechte in hun nadeel is uitgevallen. Volgens eisers zou de oorspronkelijke nareisaanvraag onder het inmiddels geldende beleid zijn ingewilligd. De staatssecretaris heeft in zijn belangenafweging daarom te veel gewicht toegekend aan het ontbreken van gezinsleven tussen referente en haar ouders. Aan het bestaan van gezinsleven tussen referente en haar broers en zus dient bovendien doorslaggevende betekenis toe te komen. In dit verband speelt ook een rol dat de staatssecretaris een kleinere beoordelingsmarge heeft als er minderjarige kinderen in het spel zijn. Hij verwijst hiervoor naar de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats ’s Hertogenbosch, van 19 september 2023.Bovendien kan het tijdverloop en de toegenomen zelfstandigheid van referente als gevolg van dit tijdverloop, niet zonder meer aan eisers worden tegengeworpen. Referente en eisers worden dan immers in feite gestraft voor het feit dat referente zelfredzaam is geworden.
14. De staatssecretaris stelt zich op het standpunt dat in de belangenafweging alle relevante feiten en omstandigheden voldoende zijn meegenomen. Aan de eerste nareisprocedure komt beperkte betekenis toe omdat het besluit op de nareisaanvraag volgens het toen geldende beleid tot stand is gekomen en in rechte is komen vast te staan. Dat de nareisaanvraag onder het thans geldende beleid zou zijn ingewilligd, is speculatief. De staatssecretaris stelt verder dat hij de belangen van de minderjarige kinderen voldoende heeft meegewogen. Het lijdt op basis van de rechtspraak over artikel 8 van het EVRM geen twijfel dat minderjarige kinderen zoveel mogelijk bij hun biologische ouders moeten kunnen verblijven. Aan dit uitgangspunt is in het bestreden besluit uiting gegeven.
15. Bij de beoordeling van deze beroepsgrond stelt de rechtbank voorop dat, ook als de staatssecretaris vaststelt dat er geen sprake is van gezinsleven in de zin van artikel 8 van het EVRM, hij gehouden is een belangenafweging te maken waarbij alle relevante feiten en omstandigheden moeten worden betrokken.Uit de uitspraak van de Afdeling van 23 november 2020volgt verder dat een aanvankelijk alleenstaande minderjarige referent, van wie een eerste mvv-aanvraag (nareis) onherroepelijk is afgewezen, een reguliere aanvraag om gezinshereniging kan indienen. Daarbij moet de staatssecretaris bijzondere omstandigheden, zoals het meerderjarig worden van een referent na afwijzing van een eerste mvv-aanvraag in het kader van nareis, in deze reguliere gezinsherenigingsprocedure betrekken. Om ook anderszins geen afbreuk te doen aan het doel en nuttig effect van de Gezinsherenigingsrichtlijn,moet de staatssecretaris bij de beoordeling van zo'n reguliere aanvraag rekening houden met de voorgeschiedenis van die aanvankelijk alleenstaande minderjarige referent. Dit betekent dat hij in zijn belangenafweging in het bijzonder rekening houdt met de leeftijd en vluchtelingenstatus dan wel subsidiaire beschermingsstatus van die referent, de behandelduur van de eerste mvv-aanvraag en de redenen waarom die aanvraag niet gehonoreerd kon worden.
16. Uit het bestreden besluit blijkt dat de staatssecretaris in de belangenafweging vooral gewicht heeft toegekend aan het economische belang van de Nederlandse Staat en het belang van een restrictief toelatingsbeleid. Ten aanzien van de bijzondere omstandigheden, gelegen in de eerdere nareisaanvraag die referente als minderjarige houder van een asielvergunning ten behoeve van eisers heeft ingediend, is in het bestreden besluit volstaan met de constatering dat die aanvraag - op grond van het destijds geldende beleid - terecht is afgewezen. De rechtbank stelt dan ook vast dat de staatssecretaris, in strijd met de hiervoor genoemde uitspraak van de Afdeling van 23 november 2020, niet is ingegaan op de leeftijd van referente ten tijde van de nareisaanvraag, het feit dat aan haar internationale bescherming is verleend, de duur van de nareisprocedure, en de redenen waarom de nareisaanvraag is afgewezen. Ook in het verweerschrift of ter zitting heeft de staatssecretaris niet uiteen kunnen zetten of deze elementen in de belangenafweging een rol hebben gespeeld en zo ja, welk gewicht daaraan toekomt. De enkele opmerking van de staatssecretaris ter zitting dat de nareisprocedure niet excessief lang heeft geduurd, is daarvoor onvoldoende. Dat, zoals de staatssecretaris ook heeft opgemerkt, referente inmiddels zelfredzaam is en gezinshereniging bij meerderjarige kinderen slechts in zeer bijzondere omstandigheden wordt toegestaan, is in dit verband niet relevant. Het standpunt van de staatssecretaris dat de belangenafweging in het nadeel van eisers uitvalt berust daarom op een motiveringsgebrek.