ECLI:NL:RBDHA:2024:322
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak met medische noodsituatie
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 2 januari 2024 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening van een asielzoeker, die geen uitstel van vertrek heeft gekregen van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De verzoeker, die de Senegalese nationaliteit heeft, heeft eerder een asielaanvraag ingediend die als kennelijk ongegrond is afgewezen. Hij verzocht om uitstel van vertrek op grond van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000, omdat hij medische zorg nodig heeft die volgens hem niet toegankelijk is in Senegal.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de verzoeker lijdt aan PTSS en andere psychische klachten, waarvoor hij onder behandeling is. Echter, de voorzieningenrechter oordeelde dat de Staatssecretaris terecht heeft afgewezen om uitstel van vertrek te verlenen, omdat verzoeker in staat wordt geacht om te reizen onder bepaalde voorwaarden. De voorzieningenrechter concludeerde dat er geen acute medische noodsituatie is die zou vereisen dat verzoeker in Nederland blijft voor opvang.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, met de overweging dat verzoeker niet aannemelijk heeft gemaakt dat de noodzakelijke medische zorg in Senegal niet toegankelijk is. De uitspraak benadrukt dat de voorzieningenrechter geen bindend oordeel geeft voor een eventueel bodemgeding en dat de beslissing op het bezwaar van verzoeker in Nederland mag worden afgewacht, maar dat dit niet betekent dat hij recht heeft op opvang.