In deze beschikking van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 29 februari 2024, is het verzoek tot vaststelling van het Nederlanderschap van twee kinderen, ingediend door hun vader en moeder, afgewezen. De kinderen, wonende in Ghana, stelden dat zij het Nederlanderschap bezaten op basis van de erkenning door hun vader, die Ghanese nationaliteit heeft. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat niet is komen vast te staan dat er naar Ghanese recht familierechtelijke betrekkingen zijn ontstaan die gelijk zijn aan de rechtsgevolgen van een Nederlandse erkenning. De rechtbank heeft daarbij gekeken naar de geboorteaktes van de kinderen, waarop de vader als zodanig is vermeld, maar heeft geconcludeerd dat deze enkele vermelding niet voldoende is om te spreken van een juridische erkenning volgens de Ghanese wetgeving. De IND had eerder al geconcludeerd dat de kinderen niet in het bezit zijn van de Nederlandse nationaliteit, en de rechtbank heeft deze conclusie onderschreven. De rechtbank heeft daarbij verwezen naar eerdere jurisprudentie die stelt dat de registratie van de vader op de geboorteakte niet automatisch leidt tot een juridische erkenning van het vaderschap. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat er geen bewijs is van een naamgevingsceremonie of andere relevante feiten die zouden wijzen op een erkenning volgens Ghanese gewoonterecht. De rechtbank heeft het verzoek dan ook afgewezen, met de overweging dat de kinderen geen Nederlanderschap ontlenen aan hun vader.