ECLI:NL:RBDHA:2024:3102

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 januari 2024
Publicatiedatum
8 maart 2024
Zaaknummer
NL23.21312
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag verblijfsvergunning regulier voor onbepaalde tijd op grond van terugkeeroptie

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier voor onbepaalde tijd op basis van de terugkeeroptie. De aanvraag werd afgewezen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die oordeelde dat Nederland niet het meest aangewezen land voor eiseres is. Eiseres, geboren in Kenia, verbleef eerder in Nederland van 2005 tot 2014 en heeft sindsdien in Kenia gewoond. De rechtbank heeft het beroep op 15 november 2023 behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de verweerder.

De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris op goede gronden heeft geoordeeld dat Nederland niet het meest aangewezen land is voor eiseres. Eiseres heeft niet aangetoond dat zij na haar terugkeer naar Kenia pogingen heeft ondernomen om naar Nederland terug te keren. Bovendien heeft zij in Kenia een gezin gesticht en daar een kind gekregen. De rechtbank heeft begrip voor de situatie van eiseres, maar oordeelt dat de staatssecretaris de feiten en omstandigheden correct heeft gewogen. Eiseres heeft ook betoogd dat verweerder ambtshalve had moeten toetsen of zij aanspraak kon maken op een verblijfsvergunning op grond van artikel 8 van het EVRM, maar de rechtbank oordeelt dat hier geen rechtsgrond voor is. Het beroep van eiseres wordt ongegrond verklaard, wat betekent dat het bestreden besluit van de staatssecretaris in stand blijft.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.21312

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres 2], V-nummer: [v-nummer], eiseres

(gemachtigde: mr. P. Scholtes),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. K. Kana).

Inleiding

1.1.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van de aanvraag van eiseres voor een verblijfsvergunning regulier voor onbepaalde tijd op grond van de terugkeeroptie.
1.2.
Verweerder heeft deze aanvraag met het besluit van 29 juli 2022 afgewezen. Met het bestreden besluit van 28 juni 2023 op het bezwaar van eiseres is verweerder bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep, gelijktijdig met het beroep (NL23.21309) van de zus ([naam 1]) van eiseres, op 15 november 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de heer [naam 2] (vader van eiseres), gemachtigde van eiseres, de heer P. Cuijpers (de tolk) en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2.
2.1.
Eiseres is op [geboortedag] 1997 geboren in Kenia en heeft de Keniaanse nationaliteit. Eiseres heeft tussen 13 december 2005 tot 18 juli 2014 verbleven in Nederland en is daarna teruggekeerd naar Kenia. Zij heeft op 8 juli 2022 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning regulier voor onbepaalde tijd op grond van de terugkeeroptie. Ditzelfde geldt voor haar zus [naam 1].
2.2.
Verweerder heeft de aanvraag van eiseres afgewezen, omdat Nederland niet het meest aangewezen land voor haar is. Ook de aanvraag van haar zus is afgewezen om dezelfde reden.
Wat vindt eiseres in beroep?
3. Eiseres is het niet eens met het bestreden besluit en voert – kort samengevat – het volgende aan. Verweerder heeft ten onrechte geoordeeld dat Nederland niet het meest aangewezen land is voor eiseres en heeft daarbij niet alle relevante feiten en omstandigheden betrokken. Verder had verweerder moeten doortoetsen of er op grond van artikel 8 van het EVRM [1] een verblijfsrecht kon worden verleend.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4. De rechtbank is van oordeel dat het beroep van eiseres ongegrond is. Hieronder motiveert de rechtbank hoe zij tot dit oordeel is gekomen.
Nederland als meest aangewezen land
5.1.
Aan een meerderjarige vreemdeling kan een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd worden verleend als deze vreemdeling vóór het negentiende levensjaar vijf jaren rechtmatig in Nederland heeft verbleven op grond van artikel 8, onder a tot en met e, dan wel l, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) en voor wie Nederland het meest aangewezen land is. [2] Bij de beoordeling van dat laatste worden de feiten en omstandigheden van het individuele geval betrokken. [3] Daarbij geldt wel dat de feiten en omstandigheden die zich hebben voorgedaan dan wel zijn gerealiseerd vóór de terugkeer van de vreemdeling naar Nederland, bepalend geacht worden voor de beoordeling van de vraag of Nederland voor de vreemdeling het meest aangewezen land is. [4] Uit de formulering van artikel 3.92, eerste lid van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb) volgt dat verweerder op dit punt beoordelingsvrijheid toekomt, zodat de rechtbank het oordeel van verweerder terughoudend toetst.
5.2.
Vaststaat dat dat eiseres, evenals haar zus, vóór haar negentiende levensjaar gedurende een onderbroken periode van tenminste vijf jaren rechtmatig verblijf in Nederland heeft gehad. De vraag is hier aan de orde of Nederland voor eiseres het meest aangewezen land is.
5.3.
Eiseres heeft de volgende feiten en omstandigheden naar voren gebracht. Zij heeft samen met haar zus meer dan 8 jaar in Nederland gewoond. Op het moment van terugkeer woonden zij gedeeltelijk bij hun vader en in een jeugdinstelling. Zij waren toen 16 en 17 jaar en kwetsbaar. Zij wilden niet terug, maar ze moesten wel met hun vader mee terug naar Kenia. In het rapport van de gezinsvoogdij van 18 december 2014 wordt vermeld dat Jeugdzorg van mening is dat terugkeer naar Kenia de ontwikkeling van de meisjes ernstig schaadt, onder meer omdat ze niet terug willen en de vader en stiefmoeder hen naar Kenia willen sturen. De zusjes stellen nooit in Kenia te kunnen aarden en slachtoffer te worden van misbruik. Ook stellen zij dat de band met Nederland groot is. Verder wordt verwezen naar het wetenschappelijk artikel van dr. Kalverboer en drs. Zijlstra van de Universiteit van Groningen over de schade die kinderen oplopen als zij na langdurig verblijf in Nederland gedwongen worden uitgezet. [5] Verder bleek bij terugkeer in Kenia het toegezegde onderwijs niet geregeld. Zij zijn niet meer naar school geweest en hun toekomstperspectief is weggevallen. Zij wilden terug naar Nederland maar hadden geen middelen. In Nederland hebben zij wel een toekomst en hun vader woont hier.
5.4.
De rechtbank heeft begrip voor de situatie van eiseres en haar zus en de omstandigheden waaronder zij in 2014 met hun vader mee terug moesten naar Kenia. Zij waren niet in de mogelijkheid, gelet ook op hun minderjarigheid, om daar niet mee in te stemmen. Evenwel heeft verweerder op basis van de aangevoerde feiten en omstandigheden op goede gronden kunnen concluderen dat Nederland niet het meest aangewezen land voor eiseres is.
5.5.
Eiseres is in Kenia geboren en heeft het grootste deel van haar leven daar gewoond. Er wonen daar verder nog familieleden. Verder heeft eiseres niet aannemelijk gemaakt dat zij toen zij meerderjarig werd pogingen heeft ondernomen om naar Nederland terug te keren. Inmiddels verblijft zij daar alweer meer dan acht jaar. Daarbij komt bij dat eiseres in Kenia een gezin is gestart en daar een kind heeft gekregen. Het betoog van eiseres dat zij in 2014 als 17-jarige niet naar Kenia terug wilde, maar met haar vader mee terug moest legt in dit licht onvoldoende gewicht in de schaal. Haar vader heeft er destijds zelf voor gekozen zijn dochters terug te brengen naar Kenia, zelf weer naar Nederland terug te gaan en hen daar achter te laten. Zoals de vader op zitting heeft verklaard wil hij niet naar zijn dochters in Kenia, omdat hij in Nederland een huis heeft gekregen en een uitkering heeft. Hierbij kan daarom niet gesproken worden van gedwongen terugkeer zoals bedoeld in het aangehaalde artikel van de Universiteit van Groningen. Verder kan de financiële ondersteuning van haar vader op afstand voortgezet worden en zijn er voor eiseres opleidingsmogelijkheden. Dat dit op een lager niveau is dan in Nederland, heeft niet tot een andere conclusie hoeven leiden. Ditzelfde geldt voor het gegeven dat de leefomstandigheden in Kenia mogelijk anders zijn. Dat zij in Nederland naar school ging en een bijbaantje had, heeft verweerder verder onvoldoende kunnen achten om te concluderen dat Nederland het meest aangewezen land is voor eiseres.
Doortoetsen aan verblijfsvergunning op grond van artikel 8 van het EVRM
6. Eiseres betoogt dat verweerder ambtshalve en zonder een nieuwe aanvraag had moeten toetsen of eiseres aanspraak kon maken op een verblijfsvergunning op grond van artikel 8 van het EVRM. Naar het oordeel van de rechtbank is hier geen rechtsgrond voor. Het gaat hier niet om een verblijfsvergunning voor bepaalde maar om een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd. Gelet op het bepaalde in artikel 3.6 en 3.6ba van het Vb hoefde verweerder daarom niet ambtshalve door te toetsen. [6]

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit vast blijft staan. Eiseres krijgt geen griffierecht terug en geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J.P. Bosman, rechter, in aanwezigheid van mr. Y. Robio, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden.
2.Artikel 3.92, eerste lid, onder b van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
3.Nota van Toelichting (Staatsblad 2010, 307); Zie voor de omstandigheden die door verweerder betrokken kunnen worden paragraaf B1/4.5 en B1/4.4.1 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc).
4.Uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) van 17 april 2012, 201103527/1/V2.
5.M.E. Kalverboer en A.E. Zijlstra, ‘De schade die kinderen oplopen als ze na langdurig verblijf in Nederland gedwongen worden uitgezet’,
6.Zie uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam van 19 januari 2022, ECLI:NL:RBDHA:2022:392 en de uitspraak in hoger beroep daartegen van de Afdeling van 29 november 2023, ECLI:NL:RVS:2023:4432.