ECLI:NL:RBDHA:2022:392
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning regulier voor onbepaalde tijd en inreisverbod
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 19 januari 2022, is het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier voor onbepaalde tijd en het opgelegde inreisverbod aan de orde. Eiser, oorspronkelijk van Turkse nationaliteit en thans staatloos, had zijn aanvraag ingediend op 12 januari 2018. De rechtbank behandelt de afwijzing van de aanvraag, die verweerder in het primaire besluit van 23 april 2018 had gedaan, en het daaropvolgende bezwaar dat door verweerder kennelijk ongegrond werd verklaard. Eiser stelt dat de overwegingen van verweerder omtrent het inreisverbod feitelijke grondslag missen, vooral omdat de rechtbank in een eerdere uitspraak het inreisverbod had vernietigd. De rechtbank oordeelt dat verweerder ten onrechte volhardde in het inreisverbod, aangezien dit niet meer van toepassing was. De rechtbank concludeert dat eiser ten onrechte niet is gehoord over het voornemen om een nieuw inreisverbod op te leggen. De rechtbank verklaart het beroep gegrond voor wat betreft het inreisverbod, maar ongegrond voor de afwijzing van de aanvraag om een verblijfsvergunning op grond van artikel 3.92 van het Vreemdelingenbesluit. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit, maar laat de rechtsgevolgen van de afwijzing van de aanvraag om een verblijfsvergunning in stand. Eiser krijgt recht op vergoeding van de proceskosten en het griffierecht.