ECLI:NL:RBDHA:2024:3100

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 januari 2024
Publicatiedatum
8 maart 2024
Zaaknummer
NL23.21309
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag verblijfsvergunning regulier voor onbepaalde tijd op grond van terugkeeroptie

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier voor onbepaalde tijd op basis van de terugkeeroptie. De aanvraag werd afgewezen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, met het besluit van 21 juli 2022, en het bezwaar werd bij het besluit van 28 juni 2023 gehandhaafd. De rechtbank heeft de zaak op 15 november 2023 behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van verweerder en een tolk.

Eiseres, geboren in Kenia in 1998, heeft tussen 2005 en 2014 in Nederland gewoond en is daarna teruggekeerd naar Kenia. In haar beroep stelt zij dat Nederland het meest aangewezen land voor haar is en dat verweerder ten onrechte niet heeft doorgetoetst op basis van artikel 8 van het EVRM. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris op goede gronden heeft geconcludeerd dat Nederland niet het meest aangewezen land is voor eiseres, gezien haar langdurige verblijf in Kenia en de omstandigheden van haar terugkeer.

De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is, wat betekent dat de afwijzing van de aanvraag voor de verblijfsvergunning in stand blijft. Eiseres krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van haar proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen kunnen binnen vier weken hoger beroep aantekenen bij de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.21309

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , V-nummer: [v-nummer] , eiseres

(gemachtigde: mr. P. Scholtes),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. K. Kana).

Inleiding

1.1.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van de aanvraag van eiseres voor een verblijfsvergunning regulier voor onbepaalde tijd op grond van de terugkeeroptie.
1.2.
Verweerder heeft deze aanvraag met het besluit van 21 juli 2022 afgewezen. Met het bestreden besluit van 28 juni 2023 op het bezwaar van eiseres is verweerder bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep, gelijktijdig met het beroep (NL23.21312) van de zus ( [naam 1] ) van eiseres, op 15 november 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de heer [naam 2] (vader van eiseres), gemachtigde van eiseres, de heer P. Cuijpers (de tolk) en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2.
2.1.
Eiseres is op [geboortedag] 1998 geboren in Kenia en heeft de Keniaanse nationaliteit. Eiseres heeft tussen 13 december 2005 tot 18 juli 2014 verbleven in Nederland en is daarna teruggekeerd naar Kenia. Zij heeft op 8 maart 2022 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning regulier voor onbepaalde tijd op grond van de terugkeeroptie. Ditzelfde geldt voor haar zus [naam 1] .
2.2.
Verweerder heeft de aanvraag van eiseres afgewezen, omdat Nederland niet het meest aangewezen land voor haar is. Om deze reden is ook de aanvraag van haar zus afgewezen.
Wat vindt eiseres in beroep?
3. Eiseres is het niet eens met het bestreden besluit en voert – kort samengevat – het volgende aan. Verweerder heeft ten onrechte geoordeeld dat Nederland niet het meest aangewezen land is voor eiseres en heeft daarbij niet alle relevante feiten en omstandigheden betrokken. Verder had verweerder moeten doortoetsen of er op grond van artikel 8 van het EVRM [1] een verblijfsrecht kon worden verleend.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4. De rechtbank is van oordeel dat het beroep van eiseres ongegrond is. Hieronder motiveert de rechtbank hoe zij tot dit oordeel is gekomen.
Nederland als meest aangewezen land
5.1.
Aan een meerderjarige vreemdeling kan een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd worden verleend als deze vreemdeling vóór het negentiende levensjaar vijf jaren rechtmatig in Nederland heeft verbleven op grond van artikel 8, onder a tot en met e, dan wel l, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) en voor wie Nederland het meest aangewezen land is. [2] Bij de beoordeling van dat laatste worden de feiten en omstandigheden van het individuele geval betrokken. [3] Daarbij geldt wel dat de feiten en omstandigheden die zich hebben voorgedaan dan wel zijn gerealiseerd vóór de terugkeer van de vreemdeling naar Nederland, bepalend geacht worden voor de beoordeling van de vraag of Nederland voor de vreemdeling het meest aangewezen land is. [4] Uit de formulering van artikel 3.92, eerste lid van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb) volgt dat verweerder op dit punt beoordelingsvrijheid toekomt, zodat de rechtbank het oordeel van verweerder terughoudend toetst.
5.2.
Vaststaat dat dat eiseres, evenals haar zus, vóór haar negentiende levensjaar gedurende een onderbroken periode van tenminste vijf jaren rechtmatig verblijf in Nederland heeft gehad. De vraag is hier aan de orde of Nederland voor eiseres het meest aangewezen land is.
5.3.
Eiseres heeft de volgende feiten en omstandigheden naar voren gebracht. Zij heeft samen met haar zus meer dan 8 jaar in Nederland gewoond. Op het moment van terugkeer woonden ze gedeeltelijk bij hun vader en in een jeugdinstelling. Zij waren toen 16 en 17 jaar en kwetsbaar. Zij wilden niet terug, maar ze moesten wel met hun vader mee terug naar Kenia. In het rapport van de gezinsvoogdij van 18 december 2014 wordt vermeld dat Jeugdzorg van mening is dat terugkeer naar Kenia de ontwikkeling van de meisjes ernstig schaadt, onder meer omdat zij niet terug willen en de vader en stiefmoeder hen naar Kenia willen sturen. De zusjes stellen nooit in Kenia te kunnen aarden en slachtoffer te worden van misbruik. Ook stellen zij dat de band met Nederland groot is. Verder wordt verwezen naar het wetenschappelijk artikel van dr. Kalverboer en drs. Zijlstra van de Rijksuniversiteit Groningen over de schade die kinderen oplopen als zij na langdurig verblijf in Nederland gedwongen worden uitgezet. [5] Verder bleek bij terugkeer in Kenia het toegezegde onderwijs niet geregeld. Zij zijn niet meer naar school geweest en hun toekomstperspectief is weggevallen. Zij wilden terug naar Nederland maar hadden geen middelen. In Nederland hebben zij wel een toekomst en hun vader woont hier.
5.4.
De rechtbank heeft begrip voor de situatie van eiseres en haar zus en de omstandigheden waaronder zij in 2014 met hun vader mee terug moesten naar Kenia. Zij waren niet in de mogelijkheid, gelet ook op hun minderjarigheid, om daar niet mee in te stemmen. Evenwel heeft verweerder op basis van de aangevoerde feiten en omstandigheden op goede gronden kunnen concluderen dat Nederland niet het meest aangewezen land voor eiseres is.
5.5.
Eiseres is in Kenia geboren en heeft het grootste deel van haar leven in Kenia gewoond. Er wonen daar nog familieleden. Verder heeft eiseres niet aannemelijk gemaakt dat zij toen zij meerderjarig werd pogingen heeft ondernomen om naar Nederland terug te keren. Inmiddels verblijft zij daar alweer meer dan acht jaar. Het betoog van eiseres dat zij in 2014 als 16-jarige niet naar Kenia terug wilde, maar met haar vader mee terug moest legt in dit licht onvoldoende gewicht in de schaal. Haar vader heeft er destijds zelf voor gekozen zijn dochters terug te brengen naar Kenia, zelf weer naar Nederland terug te gaan en hen daar achter te laten. Zoals de vader op zitting heeft verklaard wil hij niet naar zijn dochters in Kenia, omdat hij in Nederland een huis heeft gekregen en een uitkering heeft. Hierbij kan niet gesproken worden van gedwongen terugkeer zoals bedoeld in het aangehaalde artikel van de Rijksuniversiteit Groningen. Verder kan de financiële ondersteuning van haar vader op afstand voortgezet worden en zijn er voor eiseres opleidingsmogelijkheden. Dat dit op een lager niveau is dan in Nederland heeft niet tot een andere conclusie hoeven leiden. Ditzelfde geldt voor het gegeven dat de leefomstandigheden in Kenia mogelijk anders zijn. Dat zij in Nederland naar school ging en een bijbaantje had maakt dit niet anders. Het betoog dat eiseres in Kenia het slachtoffer is geworden van loverboys en daardoor psychische klachten heeft, heeft verweerder verder onvoldoende kunnen achten. De rechtbank begrijpt dat dit moeilijk is voor eiseres, maar dit heeft niet tot gevolg dat Nederland het meest aangewezen land is voor eiseres.
Doortoetsen aan verblijfsvergunning op grond van artikel 8 van het EVRM
6. Eiseres betoogt dat verweerder ambtshalve en zonder nieuwe aanvraag had moeten toetsen of eiseres aanspraak kon maken op een verblijfsvergunning op grond van artikel 8 van het EVRM. Naar het oordeel van de rechtbank is hier geen rechtsgrond voor. Het gaat hier niet om een verblijfsvergunning voor bepaalde maar om een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd. Gelet op het bepaalde in artikel 3.6 en 3.6ba van het Vb hoefde verweerder daarom niet ambtshalve door te toetsen. [6]

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit vast blijft staan. Eiseres krijgt daarom geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J.P. Bosman, rechter, in aanwezigheid van mr. Y. Robio, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden.
2.Artikel 3.92, eerste lid, onder b van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
3.Nota van Toelichting (Staatsblad 2010, 307); Zie voor de omstandigheden die door verweerder betrokken kunnen worden paragraaf B1/4.5 en B1/4.4.1 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc).
4.Uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 17 april 2012, 201103527/1
5.M.E. Kalverboer en A.E. Zijlstra, ‘De schade die kinderen oplopen als ze na langdurig verblijf in Nederland gedwongen worden uitgezet’,
6.Zie uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam van 19 januari 2022, ECLI:NL:RBDHA:2022:392 en de uitspraak in hoger beroep daartegen van de Afdeling van 29 november 2023, ECLI:NL:RVS:2023:4432.