ECLI:NL:RBDHA:2024:3077

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 maart 2024
Publicatiedatum
8 maart 2024
Zaaknummer
NL23.33569
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • S. Ketelaars - Mast
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf en ongegrondverklaring beroep

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, wordt het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf beoordeeld. Eiseres had de aanvraag ingediend met het doel om als familie- of gezinslid bij haar referent te verblijven. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag op 15 februari 2023 afgewezen, omdat eiseres niet tijdig de benodigde documenten had ingediend. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing, maar de staatssecretaris heeft het bezwaar op 25 september 2023 ongegrond verklaard, waarbij hij de afwijzing van de aanvraag handhaafde.

De rechtbank heeft op 24 januari 2024 de zaak behandeld, waarbij de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig was, maar de gemachtigde van eiseres en de referent niet. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris terecht de aanvraag buiten behandeling heeft gesteld, omdat eiseres niet afdoende heeft onderbouwd waarom de benodigde stukken niet tijdig waren ingediend. De rechtbank wijst erop dat de staatssecretaris de bevoegdheid heeft om een aanvraag niet te behandelen als de verstrekte gegevens onvoldoende zijn, mits de aanvrager de kans heeft gekregen om het verzuim te herstellen.

De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris niet verplicht was om de aanvraag in bezwaar alsnog in behandeling te nemen, aangezien eiseres al eerder was gewezen op de mogelijkheid om een nieuwe aanvraag in te dienen. Het beroep van eiseres wordt ongegrond verklaard, en zij krijgt geen griffierecht terug of vergoeding van proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt op 8 maart 2024.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.33569

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , V-nummer: [V-nummer] , eiseres

(gemachtigde: mr. A.S. Sewman),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

(gemachtigde: mr. M. Verzijden).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van de aanvraag van eiseres om een machtiging tot voorlopig verblijf voor het doel ‘Verblijf als familie- of gezinslid bij [naam referent] ’.
1.1.
De staatssecretaris heeft deze aanvraag met het besluit van 15 februari 2023 afgewezen. Met het bestreden besluit van 25 september 2023 op het bezwaar van eiseres is de staatssecretaris bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
2. De rechtbank heeft het beroep op 24 januari 2024 op zitting behandeld. Hieraan heeft deelgenomen: de gemachtigde van de staatssecretaris. Met voorafgaand bericht zijn de gemachtigde van eiseres en referent [naam referent] niet verschenen.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt of de staatssecretaris terecht de aanvraag buiten behandeling heeft gesteld. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
4. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de staatssecretaris het bestreden besluit terecht en op goede gronden genomen. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Totstandkoming van het bestreden besluit
5. Eiseres heeft op 15 november 2022 een aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf ingediend.
5.1.
Op 1 februari 2023 heeft de staatssecretaris eiseres een herstelverzuimbrief gestuurd en haar in de gelegenheid gesteld binnen twee weken de voor de behandeling van de aanvraag ontbrekende stukken in te dienen.
5.2.
Op 14 februari 2023 heeft eiseres verzocht de termijn voor het indienen van de stukken te verlengen tot en met 30 maart 2023, omdat referent naar eiseres is gereisd, zij bezig zijn de stukken te verzamelen en referent half maart 2023 terugkeert uit Guinee.
5.3.
Bij besluit van 15 februari 2023 heeft de staatssecretaris de aanvraag buiten behandeling gesteld, omdat geen afdoende verklaring is gegeven waarom de documenten niet al bij de aanvraag zijn ingediend en eiseres geen reden heeft gegeven waarom zij de documenten niet binnen de gegeven termijn om het verzuim te herstellen heeft ingediend. De staatssecretaris heeft eiseres gewezen op de mogelijkheid bezwaar in te dienen. Hij heeft daarbij aangegeven dat tijdens de bezwaarzaak alleen wordt onderzocht of de aanvraag terecht buiten behandeling is gesteld, dat de zaak van eiseres niet inhoudelijk wordt bekeken en dat hij eiseres adviseert een nieuwe complete aanvraag in te dienen indien zij na dit besluit op enig moment wel beschikt over de gevraagde stukken of zij beschikt over nieuwe documenten en/of verklaringen.
5.4.
Eiseres heeft op 28 februari 2023 bezwaar gemaakt tegen dit besluit. In bezwaar heeft eiseres gesteld dat de staatssecretaris bij de aanvraag is medegedeeld dat referent naar Guinee zou gaan en met eiseres de benodigde stukken zou verzamelen. Zij kunnen niet overweg met een computer en zijn niet in staat de benodigde formulieren digitaal te ondertekenen. Referent keert begin april 2023 terug naar Nederland. Het bezwaar zal dan worden aangevuld, zodat de aanvraag – in bezwaar – in behandeling kan worden genomen. Volledigheidshalve merkt eiseres op dat het opvragen van de juiste documenten met
legalisatie in Sierra Leone veel tijd in beslag neemt. Eiseres verzoekt om een aanvullende termijn tot 10 april 2023 voor het indienen van de stukken.
5.5.
Op 31 maart 2023 heeft de staatssecretaris eiseres bericht dat zij geen verder uitstel voor het indienen van gronden krijgt, nu zij eerder al uitstel tot 28 maart 2023 heeft gekregen.
5.6.
Op 2 juni 2023 heeft eiseres stukken ingediend.
5.7.
Op 25 september 2023 heeft de staatssecretaris met het bestreden besluit het bezwaar ongegrond verklaard en het besluit tot buiten behandeling stelling van de aanvraag vanwege het ontbreken van voor de behandeling van de aanvraag benodigde documenten, gehandhaafd. De staatssecretaris wijst erop dat volledigheidshalve in het primaire besluit is aangegeven dat tijdens de bezwaarzaak alleen wordt onderzocht of de aanvraag terecht buiten behandeling is gesteld en dat de zaak van eiseres niet inhoudelijk wordt bekeken. In
bezwaar is niet gebleken noch aangevoerd dat eiseres wel tijdig alle ontbrekende stukken en/of verklaringen heeft overgelegd. Ten overvloede merkt de staatssecretaris op dat het eiseres vrij staat een nieuwe complete aanvraag in te dienen indien zij thans of op enig moment meent te beschikken over alle benodigde stukken of documenten. De staatssecretaris heeft afgezien van het horen van eiseres in bezwaar.
Beroepsgronden
6. Eiseres voert in beroep het volgende aan.
6.1.
Eiseres ontkent niet dat zij de aanvraag onvolledig heeft ingediend. Enkele stukken dienden uit Sierra Leone te worden overgebracht, hetgeen tijd kost. De staatssecretaris heeft daarop de aanvraag, zonder dat partijen de mogelijkheid kregen om het verzuim te herstellen, buiten behandeling gesteld. In bezwaar heeft eiseres alsnog de ontbrekende stukken aangeleverd en had de staatssecretaris de aanvraag in bezwaar in behandeling kunnen nemen. Immers, in bezwaar is sprake van een volledige heroverweging en de staatssecretaris was reeds bij de aanvraag op de hoogte gesteld van het feit dat de ontbrekende documenten spoedig zouden worden nagezonden. Er is sprake van een onjuiste belangenafweging.
6.2.
Eiseres heeft op 2 juni 2023 het bezwaar aangevuld met alle benodigde stukken.
De staatssecretaris heeft daarop, zonder enige motivering, gewacht tot 25 september 2023 met het besluit op bezwaar. Op 25 september 2023 blijken de bijlagen en verklaringen inmiddels ouder dan zes maanden en dus verouderd. Hierdoor heeft de staatssecretaris weten te bewerkstelligen dat referent opnieuw de handtekeningen van eiseres dient te verzamelen voor het indienen van een nieuwe aanvraag. Had de staatssecretaris het bestreden besluit eerder genomen, dan had eiseres de reeds verzamelde documenten/bijlagen opnieuw kunnen gebruiken. Het voornoemde klemt temeer nu de staatssecretaris in het bestreden besluit opmerkt dat eiseres een nieuwe aanvraag kan indienen, maar ook weet dat de bijlagen reeds zijn verouderd. Gezien het voornoemde had de staatssecretaris het bezwaar inhoudelijk dienen te behandelen.
Overwegingen van de rechtbank
7. De rechtbank stelt voorop dat de staatssecretaris op grond van artikel 4:5, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) de bevoegdheid heeft om een aanvraag niet te behandelen als de verstrekte gegevens en bescheiden onvoldoende zijn voor de beoordeling van de aanvraag of de voorbereiding van de beschikking, mits verweerder de aanvrager een termijn heeft geboden om de aanvraag aan te vullen (het verzuim te herstellen).
7.1.
Zoals de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) eerder heeft overwogen [1] vindt ingevolge artikel 7:11 van de Awb op grondslag van een ontvankelijk bezwaar een heroverweging van het op de aanvraag genomen besluit plaats. De aard van deze heroverweging in bezwaar brengt met zich dat het bestuursorgaan in het algemeen bevoegd is om na een juiste toepassing van artikel 4:5 van de Awb de alsnog overgelegde gegevens en bescheiden in de heroverweging te betrekken en alsnog een inhoudelijk besluit op de aanvraag te nemen. De Afdeling heeft eveneens eerder overwogen [2] dat, hoewel het bestuur niet gehouden is ontbrekende gegevens en bescheiden die na het nemen van het besluit op de aanvraag alsnog zijn overgelegd bij voormelde heroverweging in aanmerking te nemen, dit het bestuur wel vrijstaat. Het betreft hier een discretionaire bevoegdheid die terughoudend door de rechter dient te worden getoetst.
8. Niet in geschil is dat de aanvraag niet compleet is ingediend en dat eiseres niet binnen de gegeven termijn om dit verzuim te herstellen alsnog de door de staatssecretaris gevraagde stukken heeft ingediend. De staatssecretaris heeft de bevoegdheid de aanvraag dan buiten behandeling te stellen. De staatssecretaris heeft bij het besluit mogen betrekken dat eiseres niet afdoende heeft onderbouwd waarom zij niet meteen bij de aanvraag de benodigde stukken heeft ingediend noch waarom zij dit niet in de gegeven hersteltermijn alsnog heeft gedaan. De staatssecretaris is ook niet verplicht in bezwaar alsnog de aanvraag in behandeling te nemen en een volledige heroverweging te verrichten. Eiseres is er in het primaire besluit al op gewezen dat de aanvraag niet alsnog in behandeling zou worden genomen in bezwaar als zij dan stukken zou inleveren. Ook is haar toen al geadviseerd een nieuwe aanvraag in te dienen als zij de stukken compleet had. Dat zij dit niet heeft gedaan, kan de staatssecretaris niet worden verweten. De gevolgen van haar keuze komen voor haar rekening en risico. Verder heeft eiseres zelf besloten de aanvraag in te dienen op een moment dat zij de voor de behandeling van de aanvraag benodigde stukken kennelijk nog niet compleet had. Ook geldt nog steeds dat zij een nieuwe aanvraag kan indienen op het moment dat zij de benodigde stukken heeft. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

9. De staatssecretaris heeft de aanvraag niet in behandeling hoeven nemen. Het beroep is ongegrond. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Ketelaars - Mast, rechter, in aanwezigheid van
mr. M.J.C. ten Hoopen, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Uitspraken van 13 november 2013 (ECLI:NL:RVS:2013:1886),
2.Uitspraak van 26 februari 2008 (ECLI:NL:RVS:2008:BC6620)