ECLI:NL:RBDHA:2024:3077
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- S. Ketelaars - Mast
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf en ongegrondverklaring beroep
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, wordt het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf beoordeeld. Eiseres had de aanvraag ingediend met het doel om als familie- of gezinslid bij haar referent te verblijven. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag op 15 februari 2023 afgewezen, omdat eiseres niet tijdig de benodigde documenten had ingediend. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing, maar de staatssecretaris heeft het bezwaar op 25 september 2023 ongegrond verklaard, waarbij hij de afwijzing van de aanvraag handhaafde.
De rechtbank heeft op 24 januari 2024 de zaak behandeld, waarbij de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig was, maar de gemachtigde van eiseres en de referent niet. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris terecht de aanvraag buiten behandeling heeft gesteld, omdat eiseres niet afdoende heeft onderbouwd waarom de benodigde stukken niet tijdig waren ingediend. De rechtbank wijst erop dat de staatssecretaris de bevoegdheid heeft om een aanvraag niet te behandelen als de verstrekte gegevens onvoldoende zijn, mits de aanvrager de kans heeft gekregen om het verzuim te herstellen.
De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris niet verplicht was om de aanvraag in bezwaar alsnog in behandeling te nemen, aangezien eiseres al eerder was gewezen op de mogelijkheid om een nieuwe aanvraag in te dienen. Het beroep van eiseres wordt ongegrond verklaard, en zij krijgt geen griffierecht terug of vergoeding van proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt op 8 maart 2024.