Uitspraak
RECHTBANK Den Haag
1.De procedure
- de mondelinge behandeling van 15 juni 2023, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
- de heer [naam 1] , directeur van NGCM, vergezeld van de advocaat voornoemd, en mr. S.P.A.C. Elsendoorn, advocaat te ’s-Hertogenbosch;
- de heer [naam 2] , hoofd I.E. van TU Delft en mevrouw [naam 3] , legal counsel van TU Delft, vergezeld van de advocaat voornoemd, en mr. J.R. Minneboo, advocaat te Amsterdam.
2.De achtergrond
Biobased membrane”. Deze aanvraag is geregistreerd onder nummer 20112542 .
sludge). Het octrooi ziet zowel op zogenoemde
sludge-basedals op
non-sludge basedmembranen en toepassingen daarvan.
non-sludgemembranen en toepassingen daarvan niet langer onder de bescherming van de Europese aanvrage. Het Europese octrooi is op de A2-aanvrage verleend op 1 december 2021 met nummer EP 3052223, getiteld:
Composition for forming a biobased membrane, method of application to surfaces and use thereofvoor uitsluitend de op
sludgebetrekking hebbende membranen en toepassing.
non-sludge-basedtoepassingen uitgaande van algen/alginaat (hierna: de Toepassing). Dat wist TU Delft. Die toepassing werkte nog niet optimaal vanwege schimmelvorming binnen twee dagen na het fabriceren van het product, waardoor die niet goed commercieel toepasbaar was. Partijen spraken daarom ook af om samen te werken bij het vinden van een oplossing voor dit probleem.
curing’) gestructureerd rondom de Toepassing. Zij heeft daarvoor, vertrouwend op haar exclusieve licentie en het vinden van een oplossing voor de schimmelvorming, aanzienlijke investeringen gedaan. De Toepassing werkte ten tijde van het aangaan van de licentieovereenkomst zoals gezegd in de praktijk nog niet.
sludge-toepassing is voor NGCM geen optie vanwege de kosten verbonden aan het daarvoor benodigde kaumera (een grondstof) dat alleen bij derden verkrijgbaar is en (ook) niet geschikt is voor beton-
curingvanwege de stank.
transcriptgemaakt en als bijlage bij het verzoekschrift gevoegd. Uit het transcript blijkt niet wie aan het woord is. Wel is duidelijk dat in de hieronder weergegeven passages iemand namens TU Delft spreekt:
3.Het verzoek en het verweer
- dat het NGCM vrijstaat om de zogenoemde
- dat TU Delft heeft verklaard dat het octrooi voor wat betreft de Toepassing (de
4.De beoordeling
non-sludgeToepassing niet geldig is en dat het NGCM (mitsdien) vrijstaat om de Toepassing te gebruiken. Dat acht zij relevant voor de beoordeling van het geschil en voor een mogelijk in te stellen vordering tegen TU Delft.
non-sludgetechniek uit het octrooi (nog) mag toepassen. Daarbij heeft zij geen belang omdat zij al beschikt over verklaringen van (betrokkenen van) TU Delft waaruit blijkt dat zij het in het octrooi onder bescherming gestelde voor wat betreft de voor haar relevante
non-sludgetoepassing, vrijelijk mag gebruiken. Tijdens de mondelinge behandeling heeft TU Delft dit, met verwijzing naar (het transcript van) de tussen partijen gevoerde gesprekken (zie 2.12), bevestigd. NGCM heeft derhalve ook geen belang bij toewijzing van het verzoek met betrekking tot deze vraag.
non-sludgetoepassing nietig of zeer zwak was. De rechtbank gaat hieraan voorbij. NGCM heeft toegelicht dat zij dit van belang acht om te kunnen inschatten of zij een vordering zal gaan instellen tegen TU Delft om de investeringen die NGCM vergeefs heeft gemaakt, vergoed te krijgen. Wat daar ook van zij, deze vraag maakte geen deel uit van het verzoekschrift, zodat dit niet voldoet aan de formele vereisten voor toewijzing van art. 187 lid 3 Rv. Voor TU Delft noch de rechtbank was duidelijk dat dit deel uitmaakte van het verzoek. NGCM heeft die uitbreiding van gronden ook niet op schrift gesteld. Ten overvloede: zelfs als deze vraag wel onderdeel zou uitmaken van het verzoekschrift, is maar zeer de vraag of NGCM bij het horen van getuigen daaromtrent wel voldoende belang heeft, gelet op hetgeen blijkt uit de hiervoor weergegeven gang van zaken (zie onder meer r.o. 2.2 en 2.3).