ECLI:NL:RBDHA:2024:3016
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op aanvraag tot verlening van machtiging tot voorlopig verblijf
In deze zaak heeft eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. A. van den Heuvel, beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op haar aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis. De aanvraag is ingediend op 27 juli 2022, en de staatssecretaris had op grond van de Vreemdelingenwet 2000 binnen 90 dagen moeten beslissen. De beslistermijn is echter verlengd met drie maanden, waardoor de uiterste datum voor een besluit 25 januari 2023 was. Eiseres heeft de staatssecretaris op 13 februari 2023 rechtsgeldig in gebreke gesteld, en het beroep is op 5 september 2023 ingesteld. De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep tijdig is ingediend en kennelijk gegrond is.
De rechtbank heeft overwogen dat, gezien de omstandigheden van de aanvraag om gezinshereniging bij een houder van een asielvergunning, er sprake is van een bijzonder geval. De rechtbank heeft besloten dat de staatssecretaris binnen twintig weken na de uitspraak een besluit moet nemen. Tevens is er een dwangsom van € 100 per dag opgelegd voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500. De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris € 1.442 aan bestuurlijke dwangsommen heeft verbeurd en heeft de staatssecretaris veroordeeld tot betaling van de proceskosten van eiseres, die zijn vastgesteld op € 437,50, en het griffierecht van € 184 moet vergoeden.
De uitspraak is gedaan door mr. W. Anker, rechter, en is openbaar gemaakt op 1 maart 2024. Eiseres heeft de mogelijkheid om binnen zes weken na de uitspraak een verzetschrift in te dienen als zij het niet eens is met de uitspraak.