ECLI:NL:RBDHA:2024:3014
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op aanvraag tot verlening van machtiging tot voorlopig verblijf
In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis. De aanvraag is ingediend op 23 januari 2023, en verweerder, de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, had op grond van de Vreemdelingenwet 2000 binnen 90 dagen moeten beslissen. Verweerder heeft de beslistermijn echter verlengd met drie maanden, waardoor de uiterste datum voor een besluit 23 juli 2023 was. Eiseres heeft verweerder op 8 augustus 2023 in gebreke gesteld, en op 21 november 2023 is het beroep ingesteld. De rechtbank oordeelt dat het beroep tijdig is ingediend en kennelijk gegrond is.
De rechtbank heeft overwogen dat bij aanvragen om gezinshereniging bij een houder van een asielvergunning sprake is van een bijzonder geval. Daarom wordt er een langere beslistermijn opgelegd dan de standaard twee weken. Verweerder heeft zelf om een nadere beslistermijn van vier weken gevraagd, wat de rechtbank toekent. De rechtbank bepaalt dat verweerder binnen vier weken na verzending van de uitspraak alsnog een besluit moet nemen. Tevens legt de rechtbank een dwangsom op van € 100 per dag voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500.
Daarnaast heeft de rechtbank vastgesteld dat verweerder aan eiseres € 1.442 aan bestuurlijke dwangsommen heeft verbeurd, en veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van eiseres ter hoogte van € 437,50 en het griffierecht van € 184. De uitspraak is gedaan door mr. W. Anker, rechter, en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.