ECLI:NL:RBDHA:2024:2910
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen afwijzing asielaanvraag en niet tijdig beslissen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser, een Syrische nationaliteit, tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag en het beroep tegen het niet tijdig nemen van een beslissing. Eiser heeft op 4 september 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel ingediend. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvraag op 19 januari 2024 in de algemene procedure buiten behandeling gesteld, omdat eiser met onbekende bestemming zou zijn vertrokken. Eiser heeft echter betoogd dat hij bij zijn familie verblijft en niet met onbekende bestemming is vertrokken. De rechtbank heeft op 20 februari 2024 de zaak behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de staatssecretaris.
De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris terecht de asielaanvraag buiten behandeling heeft gesteld. Eiser heeft geen bewijs geleverd dat hij nog in contact staat met de autoriteiten of dat hij een adres heeft doorgegeven. De rechtbank heeft ook overwogen of er sprake is van Bahaddar-omstandigheden, die een schending van artikel 3 van het EVRM zouden kunnen voorkomen. De rechtbank concludeert dat er geen dergelijke omstandigheden zijn, aangezien eiser in 2021 naar Syrië is teruggekeerd en kennelijk heeft ingeschat dat het veilig voor hem was om daar te zijn.
Wat betreft het beroep niet-tijdig beslissen, oordeelt de rechtbank dat de ingebrekestelling van 27 maart 2023 prematuur was, omdat de beslistermijn rechtsgeldig was verlengd. Het beroep met zaaknummer NL23.11592 wordt niet-ontvankelijk verklaard, terwijl het beroep met zaaknummer NL24.2846 ongegrond wordt verklaard. Het verzoek om een voorlopige voorziening wordt eveneens niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.