ECLI:NL:RBDHA:2024:2901
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, wordt het beroep van eiseres tegen het niet in behandeling nemen van haar aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag op 26 januari 2024 niet in behandeling genomen, omdat Frankrijk verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. De rechtbank heeft op 13 februari 2024 de zaak behandeld, waarbij de gemachtigden van zowel eiseres als de staatssecretaris aanwezig waren.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Eiseres heeft aangevoerd dat er geen vertrouwen meer kan worden gesteld in de Franse autoriteiten, verwijzend naar een AIDA-rapport dat een risico op opvangtekorten in Frankrijk beschrijft. De rechtbank stelt echter vast dat de staatssecretaris in zijn algemeenheid mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel, wat betekent dat hij ervan uit mag gaan dat andere lidstaten, zoals Frankrijk, het Unierecht en de grondrechten respecteren. Eiseres heeft niet voldoende bewijs geleverd dat zij bij overdracht aan Frankrijk een reëel risico loopt op een behandeling die in strijd is met artikel 3 van het EVRM.
De rechtbank wijst erop dat de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in een recente uitspraak heeft bevestigd dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel ten aanzien van Frankrijk nog steeds van toepassing is. Eiseres heeft geen eigen ervaringen met het asielsysteem in Frankrijk en haar beroep op een eerdere uitspraak van de rechtbank in Amsterdam wordt verworpen, omdat de omstandigheden daar niet vergelijkbaar zijn met die van eiseres. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris geen individuele garanties van de Franse autoriteiten hoeft te vragen en dat de Franse autoriteiten zich hebben gecommitteerd aan de behandeling van de asielaanvraag van eiseres.
De rechtbank besluit dat het beroep ongegrond is en dat eiseres geen proceskostenvergoeding ontvangt. De uitspraak is gedaan door mr. J.J. Catsburg en is openbaar gemaakt op 21 februari 2024.