ECLI:NL:RBDHA:2024:2901

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 februari 2024
Publicatiedatum
6 maart 2024
Zaaknummer
NL24.3003
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, wordt het beroep van eiseres tegen het niet in behandeling nemen van haar aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag op 26 januari 2024 niet in behandeling genomen, omdat Frankrijk verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. De rechtbank heeft op 13 februari 2024 de zaak behandeld, waarbij de gemachtigden van zowel eiseres als de staatssecretaris aanwezig waren.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Eiseres heeft aangevoerd dat er geen vertrouwen meer kan worden gesteld in de Franse autoriteiten, verwijzend naar een AIDA-rapport dat een risico op opvangtekorten in Frankrijk beschrijft. De rechtbank stelt echter vast dat de staatssecretaris in zijn algemeenheid mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel, wat betekent dat hij ervan uit mag gaan dat andere lidstaten, zoals Frankrijk, het Unierecht en de grondrechten respecteren. Eiseres heeft niet voldoende bewijs geleverd dat zij bij overdracht aan Frankrijk een reëel risico loopt op een behandeling die in strijd is met artikel 3 van het EVRM.

De rechtbank wijst erop dat de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in een recente uitspraak heeft bevestigd dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel ten aanzien van Frankrijk nog steeds van toepassing is. Eiseres heeft geen eigen ervaringen met het asielsysteem in Frankrijk en haar beroep op een eerdere uitspraak van de rechtbank in Amsterdam wordt verworpen, omdat de omstandigheden daar niet vergelijkbaar zijn met die van eiseres. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris geen individuele garanties van de Franse autoriteiten hoeft te vragen en dat de Franse autoriteiten zich hebben gecommitteerd aan de behandeling van de asielaanvraag van eiseres.

De rechtbank besluit dat het beroep ongegrond is en dat eiseres geen proceskostenvergoeding ontvangt. De uitspraak is gedaan door mr. J.J. Catsburg en is openbaar gemaakt op 21 februari 2024.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL24.3003
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiseres], V-nummer: [V nummer] , eiseres (gemachtigde: mr. R.J.J. Flantua),
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, (gemachtigde: mr. C.J. Ohrtmann).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 26 januari 2024 niet in behandeling genomen omdat Frankrijk verantwoordelijk is voor de aanvraag.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 13 februari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het niet in behandeling nemen van de asielaanvraag van eiseres. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiseres heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Dat betekent dat eiseres ongelijk krijgt en het niet in behandeling nemen van haar aanvraag in stand blijft. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Die staat in de Dublinverordening. Op grond van de Dublinverordening neemt de staatssecretaris een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.1 In dit geval heeft Nederland bij Frankrijk een verzoek om overname gedaan. Frankrijk heeft dit verzoek aanvaard.
1. Dit staat ook in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
Interstatelijk vertrouwensbeginsel
5. Eiseres voert aan dat ten aanzien van Frankrijk niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel uit kan worden gegaan. Eiseres verwijst daartoe naar het AIDA-rapport over Frankrijk van 11 mei 2023 (update 2022), waaruit volgens haar volgt dat er 50 procent kans bestaat dat er geen opvang beschikbaar is en zij op straat belandt. Vreemdelingen in Bordeaux en Gironde slapen vaak op straat, waaronder ook asielzoekers die recht hebben op opvang. Uit het claimakkoord volgt dat eiseres zal moeten terugkeren naar Gironde, waardoor zij een reëel risico loopt om in Frankrijk op straat te belanden. Verder wijst eiseres naar de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Amsterdam, van 15 september 2023.2 De staatssecretaris heeft in het bestreden besluit ten onrechte gemotiveerd dat deze zaak niet vergelijkbaar is met die van eiseres, omdat eiseres als alleenstaande vrouw ook kwetsbaar is.
6. De rechtbank overweegt dat de staatssecretaris in zijn algemeenheid ten aanzien van alle lidstaten mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Dat betekent dat de staatssecretaris, behoudens uitzonderlijke omstandigheden, ervan uit mag gaan dat alle lidstaten het Unierecht en met name de door dat recht erkende grondrechten in acht nemen.3 Het is daarom in beginsel aan eiseres om aannemelijk te maken dat zij bij overdracht aan Frankrijk, als gevolg van het niet nakomen van internationale verplichtingen door de Franse autoriteiten een reëel risico loopt op een behandeling die strijdig is met artikel 3 van het EVRM en artikel 4 van het Handvest. Daarvan is sprake in geval de vreemdeling aannemelijk maakt dat er structurele tekortkomingen in het asiel- en opvangsysteem zijn die een bijzonder hoge drempel van zwaarwegendheid bereiken.4
7. Eiseres is hier naar het oordeel van de rechtbank niet in geslaagd. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) heeft recentelijk in haar uitspraak van 9 oktober 20235 nog bevestigd dat ten aanzien van Frankrijk van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. In die uitspraak heeft de Afdeling geoordeeld dat het AIDA-rapport over Frankrijk (update 2022) geen wezenlijk ander beeld van de opvang van asielzoekers in Frankrijk schetst dan al eerder naar voren is gekomen in de vorige rapportages van AIDA over Frankrijk. Voor het oordeel dat ten aanzien van Frankrijk niet meer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag worden uitgegaan ziet de rechtbank in wat eiseres heeft aangevoerd ook geen aanleiding. Het is niet gebleken dat de opvangproblemen in Frankrijk, ondanks dat er moeilijkheden bestaan, dermate structureel en ernstig zijn, dat bij overdracht aan Frankrijk op voorhand sprake is van een reëel risico op een met artikel 3 van het EVRM en artikel 4 van het Handvest strijdige behandeling. Eiseres heeft zelf geen eigen ervaringen met het asielsysteem in Frankrijk, omdat zij daar geen verzoek om bescherming heeft ingediend. Ook het beroep van eiseres op de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Amsterdam, van 15 september 20236, slaagt niet. De staatssecretaris heeft in het bestreden besluit terecht gemotiveerd dat het in die uitspraak gaat het om een alleenstaande vrouw met een baby, wat niet vergelijkbaar is met de situatie van eiseres. De enkele omstandigheid dat eiseres een alleenstaande vrouw is van bijna 30 jaar oud maakt haar niet zonder meer kwetsbaar. Eiseres heeft ook geen stukken overgelegd waaruit blijkt dat zij kwetsbaar is en dat zij in het geheel niet in staat is om zich te redden in
3 Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJ), 19 maart 2019, ECLI:EU:C:2019:218 (Jawo), par. 81.
4 HvJ 19 maart 2019, ECLI:EU:C:2019:218 (Jawo), par. 91-92.
Frankrijk. Gelet op het voorgaande hoeft de staatssecretaris dus geen individuele garanties van de Franse autoriteiten te vragen voordat hij eiseres overdraagt aan Frankrijk. Verder hebben de Franse autoriteiten middels het claimakkoord gegarandeerd het verzoek om internationale bescherming van eiseres in behandeling te nemen. Daarmee garanderen de Franse autoriteiten ook dat zij zich zullen houden aan de internationale verplichtingen die voortvloeien uit de verdragen en Europese richtlijnen die horen bij het behandelen van een asielaanvraag. Indien eiseres in Frankrijk wordt geconfronteerd met tekortkomingen bij de behandeling van haar asielaanvraag, in de opvang, of anderszins, kan zij hierover klagen bij de Franse (hogere) autoriteiten. Niet is gebleken dat klagen bij de Franse autoriteiten voor eiseres niet mogelijk of bij voorbaat zinloos is. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is ongegrond. Eiseres krijgt geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J. Catsburg, rechter, in aanwezigheid van
K.F.K. Hoogbruin, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
21 februari 2024

Documentcode: [Documentcode]

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.