ECLI:NL:RBDHA:2024:2888

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 maart 2024
Publicatiedatum
5 maart 2024
Zaaknummer
NL24.6413
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewaring van een Algerijnse vreemdeling op grond van de Vreemdelingenwet 2000

Op 5 maart 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende de bewaring van een Algerijnse vreemdeling, eiser, die in detentie is geplaatst op basis van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 19 februari 2024 de maatregel van bewaring opgelegd, omdat er een risico bestond dat eiser zich aan het toezicht zou onttrekken en de voorbereiding van zijn vertrek of uitzettingsprocedure zou beletten. Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld, dat tevens als verzoek om schadevergoeding werd aangemerkt. Tijdens de zitting op 1 maart 2024, die via telehoren werd gehouden, was eiser aanwezig vanuit het detentiecentrum in Rotterdam, terwijl zijn gemachtigde en een tolk in de rechtbank in Groningen aanwezig waren.

De rechtbank heeft de gronden voor de bewaring beoordeeld en vastgesteld dat eiser onder de in de wet genoemde categorie vreemdelingen valt, aangezien hij geen rechtmatig verblijf heeft en een terugkeerbesluit heeft ontvangen. De rechtbank oordeelde dat de zware gronden 3a, 3b, 3c en 3i voldoende waren om de maatregel van bewaring te rechtvaardigen. Eiser had niet aangetoond dat hij gebruik had gemaakt van geldige grensoverschrijdingsdocumenten en had zich eerder aan het toezicht onttrokken. De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris terecht had gesteld dat een lichter middel niet volstond om de uitzetting van eiser te verzekeren.

De rechtbank oordeelde verder dat de staatssecretaris voldoende voortvarend werkte aan de uitzetting van eiser naar Algerije en dat er zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn bestond. De rechtbank wees het beroep van eiser ongegrond en wees ook het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak werd gedaan door mr. A. Nieuwenhuis, in aanwezigheid van griffier Z.P. de Wilde, en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.6413

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser,

geboren op [geboortedatum],
van Algerijnse nationaliteit,
V-nummer: [V-nummer],
(gemachtigde: mr. T. Bruinsma),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de staatssecretaris,

(gemachtigde: mr. A.J. Rossingh).

Procesverloop

Bij besluit van 19 februari 2024 (het bestreden besluit) heeft de staatssecretaris aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
De rechtbank heeft het beroep op 1 maart 2024 met behulp van telehoren op zitting behandeld. Eiser is verschenen op het detentiecentrum Rotterdam. De gemachtigde van eiser is verschenen op de rechtbank in Groningen. Tevens is een tolk verschenen. De staatssecretaris heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.

Overwegingen

1. In de maatregel van bewaring heeft de staatssecretaris overwogen dat de openbare orde de maatregel vordert, omdat het risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken en eiser de voorbereiding van het vertrek of de uitzettingsprocedure ontwijkt of belemmert. De staatssecretaris heeft hieraan ten grondslag gelegd dat eiser:
(zware gronden)3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;
3b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken;
3c. eerder een visum, besluit, kennisgeving of aanzegging heeft ontvangen waaruit de plicht Nederland te verlaten blijkt en hij daaraan niet uit eigen beweging binnen de daarin besloten of gestelde termijn gevolg heeft gegeven;
3f. zich zonder noodzaak heeft ontdaan van zijn reis- of identiteitsdocumenten;
3i. te kennen heeft gegeven dat hij geen gevolg zal geven aan zijn verplichting tot terugkeer;
(lichte gronden)
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan;
4e. verdachte is van enig misdrijf dan wel daarvoor is veroordeeld.
2. De staatssecretaris heeft de gronden in de maatregel nader gemotiveerd. Voorts heeft de staatssecretaris overwogen dat een minder dwingende maatregel (lichter middel) niet doeltreffend kan worden toegepast.
3. Hierna beoordeelt de rechtbank het beroep tegen de maatregel van bewaring. Daarbij bespreekt zij de beroepsgronden en toetst zij de rechtmatigheid van de bewaring ambtshalve.
Grondslag en gronden
4. De rechtbank is van oordeel dat eiser valt onder de in artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw genoemde categorie vreemdelingen. Eiser heeft geen rechtmatig verblijf en heeft een terugkeerbesluit ontvangen. Verder is de rechtbank van oordeel dat de zware gronden 3a, 3b, 3c en 3i in samenhang gezien en gelet op de motvering in de maatregel voldoende zijn om de maatregel van bewaring te kunnen dragen en dat voldoende grond bestaat voor het standpunt van de staatssecretaris dat er een risico op onttrekking aan het toezicht bestaat. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij gebruik heeft gemaakt van geldige grensoverschrijdingsdocumenten zodat niet kan worden vastgesteld dat eiser Nederland op voorgeschreven wijze is binnengekomen. Verder heeft eiser zich aan het toezicht op vreemdelingen onttrokken, nu uit het systeem van het COa volgt dat eiser eerder met onbekende bestemming is vertrokken. Voorts heeft eiser een terugkeerbesluit ontvangen met daarin een vertrektermijn van 28 dagen. Eiser is echter nog steeds in Nederland en heeft dus niet voldaan aan deze vertrekplicht. De verklaring dat eiser niet wist dat er een terugkeerbesluit lag volgt de rechtbank niet, nu uit het gehoor voorafgaande aan de inbewaringstelling volgt dat eiser verklaart dat hij wel op de hoogte was van het besluit en dat hij niet heeft voldaan aan zijn vertrekplicht omdat hij onder behandeling stond van een psycholoog en psychiater. Verder heeft de staatssecretaris terecht onder verwijzing naar het vertrekgesprek van 14 november 2023 gesteld dat eiser heeft verklaard dat hij niet terug wil naar Algerije. De rechtbank laat, nu er voldoende gronden zijn om de maatregel te dragen, de bespreking van de lichte gronden en zware grond 3f achterwege.
Lichter middel
5. Eiser heeft ter zitting aangegeven dat hij psychische klachten heeft gehad, hij stond eerder ook onder behandeling bij een psycholoog en psychiater. Eiser merkt dat zijn klachten in het detentiecentrum terugkomen. Eiser heeft contact proberen te leggen met de medische dienst door middel van een sprekersbriefje, maar de medische dienst heeft hem nog niet opgeroepen.
5.1.
Gelet op de gronden die aan de maatregel ten grondslag zijn gelegd, het feit dat eiser geen gevolg heeft gegeven aan de plicht tot terugkeer en de verklaringen van eiser dat hij niet wil terugkeren naar Algerije, is de staatssecretaris er terecht vanuit gegaan dat eiser niet uit eigen beweging gevolg zal geven aan de op hem rustende vertrekplicht. Een lichter middel volstaat derhalve niet om de uitzetting van eiser te verzekeren. Verder is de rechtbank niet gebleken van persoonlijke belangen van eiser die de bewaring voor hem onevenredig bezwarend maken en waarin de staatssecretaris aanleiding heeft moeten zien eiser niettemin een lichter middel dan bewaring op te leggen. De staatssecretaris heeft de medische omstandigheden van eiser kenbaar betrokken en terecht gesteld dat de medische zorgverlening in het detentiecentrum gelijkwaardig is aan gezondheidszorg in de vrije maatschappij. Indien eiser niet tevreden is met de gang van zaken omtrent de medische dienst, kan hij een klacht indienen bij de directie van het detentiecentrum.
Voortvarendheid en zicht op uitzetting
6. De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris voldoende voortvarend werkt aan de uitzetting en dat in het geval van eiser zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn naar Algerije bestaat. Daartoe acht de rechtbank doorslaggevend dat de omstandigheden waaronder op 4 oktober 2023 en op 12 december 2023 een laissez passer (lp) is afgegeven voor een gedwongen vertrek naar Algerije vanuit vreemdelingenbewaring, ook op eiser van toepassing zijn [1] . Eiser heeft bij zijn asielaanvraag een kopie van zijn paspoort overgelegd. De door de staatssecretaris gegeven cijfers bevestigen bovendien dat de afgifte van de lp op 4 oktober 2023 niet slechts incidenteel was; er is dan ook geen reden om aan te nemen dat het zicht op uitzetting naar Algerije ontbreekt. Verder heeft de staatssecretaris op 23 februari 2024 een vertrekgesprek met eiser gevoerd. Ter zitting heeft de staatssecretaris toegelicht dat er maandelijks wordt gerappelleerd op de lp-aanvraag.

Conclusie en gevolgen

7. Concluderend is de rechtbank niet gebleken dat een uit het Unierecht voortvloeiende voorwaarde voor de rechtmatigheid van de opgelegde bewaringsmaatregel niet is nageleefd. Hetgeen namens eiser verder naar voren is gebracht, geeft dan ook geen aanleiding om thans de bewaring onrechtmatig te achten.
8. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Nieuwenhuis, rechter, in aanwezigheid van Z.P. de Wilde, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.