ECLI:NL:RBDHA:2024:2869

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 januari 2024
Publicatiedatum
5 maart 2024
Zaaknummer
NL24.169
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige bewaring en schadevergoeding in vreemdelingenrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 23 januari 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van een eiser van Marokkaanse nationaliteit. De eiser was op 27 december 2023 opnieuw in bewaring gesteld, nadat hij eerder op 26 april 2023 in bewaring was genomen en aansluitend op 8 november 2023 in strafrechtelijke detentie was geplaatst. De rechtbank heeft vastgesteld dat de zes maanden-termijn, waarbij een verzwaarde belangenafweging verplicht is, op 23 oktober 2023 was verstreken. Verweerder, de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, heeft nagelaten deze verzwaarde belangenafweging te maken, waardoor de maatregel van bewaring onrechtmatig is verklaard. De rechtbank heeft het beroep van de eiser gegrond verklaard en de opheffing van de maatregel van bewaring met ingang van 23 januari 2024 bevolen. Daarnaast heeft de rechtbank geoordeeld dat de eiser recht heeft op schadevergoeding voor de onrechtmatige vrijheidsontneming, vastgesteld op € 4.330,-, en heeft verweerder veroordeeld in de proceskosten van de eiser tot een bedrag van € 2.187,50. De uitspraak is openbaar gemaakt op 23 januari 2024.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL24.169
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [V nummer]
(gemachtigde: mr. H. Drenth), en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. D. Berben).

Procesverloop

Bij besluit van 27 december 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59b, eerste lid, aanhef en onder a en b, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
De rechtbank heeft het beroep op 22 januari 2024 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen Z. Hamidi. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt van Marokkaanse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] 1996.
2. Eiser voert aan dat de maatregel van bewaring onrechtmatig is omdat hij zich feitelijk al meer dan zes maanden in detentie bevindt en er ten onrechte geen verzwaarde belangenafweging heeft plaatsgevonden.
3. De beroepsgrond slaagt. Eiser is eerder op 26 april 2023 in bewaring gesteld en is van daaruit op 8 november 2023 in strafrechtelijke detentie geplaatst. Na afloop van zijn strafrechtelijke detentie is eiser aansluitend op 27 december 2023 opnieuw in bewaring gesteld. Dit betekent dat eiser ruim 8 maanden ononderbroken in de macht van de Nederlandse overheid is geweest.
4. De zes maanden-termijn, waarbij een verzwaarde belangenafweging verplicht is, is verstreken op 23 oktober 2023. Verweerder heeft toen geen verzwaarde belangenafweging
gemaakt en bij de nieuwe inbewaringstelling ook niet. Dit maakt de maatregel van bewaring onrechtmatig vanaf het moment dat de zes maanden-termijn is overschreden, dus vanaf 24 oktober 2023.1
5. Het beroep is gegrond. De rechtbank beveelt de opheffing van de maatregel van bewaring met ingang van 23 januari 2024.
6. Op grond van artikel 106 van de Vw kan de rechtbank indien zij de opheffing van de maatregel van bewaring beveelt aan eiser een schadevergoeding ten laste van de Staat toekennen. De rechtbank acht gronden aanwezig om een schadevergoeding toe te kennen voor 43 dagen onrechtmatige (tenuitvoerlegging van de) vrijheidsontnemende maatregel van 1 x € 130,- (verblijf politiecel) en 42 x € 100,- (verblijf detentiecentrum) = € 4.330,-.2
7. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 2.187,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1,5 punten voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 875,- en een wegingsfactor 1). Omdat aan eiser een toevoeging is verleend, moet verweerder de proceskostenvergoeding betalen aan de rechtsbijstandverlener.

Beslissing

2 24 oktober 2023 tot en met 7 november 2023 = 15 dagen.
27 december 2023 tot en met 23 januari 2024 = 28 dagen, waarvan één dag in een politiecel.
De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • beveelt de opheffing van de maatregel van bewaring met ingang van 23 januari 2024;
  • veroordeelt de Staat der Nederlanden tot het betalen van een schadevergoeding aan eiser tot een bedrag van € 4.330,-, te betalen door de griffier en beveelt de tenuitvoerlegging van deze schadevergoeding;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 2.187,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.G. Nicholson, rechter, in aanwezigheid van
K.F.K. Hoogbruin, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
23 januari 2024

Documentcode: [Documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.