5.3van het Vb valt daar niet onder.5
De grondslag voor de maatregel van bewaring
10. Eiser heeft de rechtmatigheid van de grondslag van artikel 59b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw, niet betwist. De rechtbank is niet gebleken dat deze grondslag en de motivering daarvoor onjuist is. Deze grondslag is al voldoende om daarop het bestreden besluit te baseren. Hetgeen eiser over de grondslagen van de maatregel van bewaring overigens heeft aangevoerd, behoeft dan geen bespreking meer. De beroepsgrond faalt.
De gronden van de maatregel van bewaring
11. In de maatregel van bewaring heeft verweerder overwogen dat de bewaring noodzakelijk is met het oog op het verkrijgen van gegevens die noodzakelijk zijn voor beoordeling van een asielaanvraag. Verweerder heeft, onder verwijzing naar artikel 5.1b, derde en vierde lid, van het Vb, als zware gronden vermeld dat eiser:
3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;
3 Vergelijk in dit verband de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 15 november 2023, ECLI:NL:RVS:2023:4180. 5 Zie uitspraak in voetnoot 3, rechtsoverweging 10.
3b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken;
3c. eerder een visum, besluit, kennisgeving of aanzegging heeft ontvangen waaruit de plicht Nederland te verlaten blijkt en hij daaraan niet uit eigen beweging binnen de daarin besloten of gestelde termijn gevolg heeft gegeven;
3d. niet dan wel niet voldoende meewerkt aan het vaststellen van zijn identiteit en nationaliteit;
3f. zich zonder noodzaak heeft ontdaan van zijn reis- of identiteitsdocumenten;
3i. te kennen heeft gegeven dat hij geen gevolg zal geven aan zijn verplichting tot terugkeer; en als lichte gronden vermeld dat eiser:
4a. zich niet aan een of meer andere voor hem geldende verplichtingen van hoofdstuk 4 van het Vb heeft gehouden;
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan;
4e. verdachte is van enig misdrijf dan wel daarvoor is veroordeeld.
12. Ter zitting heeft verweerder grond onder 4e prijsgegeven. Eiser heeft de resterende gronden niet betwist. Van enige onrechtmatigheden op dit punt is de rechtbank ambtshalve niet gebleken.
13. Eiser stelt dat verweerder ten onrechte heeft nagelaten om zijn gestelde longproblemen en alcoholgebruik mee te wegen bij de beoordeling van de belangen. Volgens hem lijdt het bestreden besluit om die reden aan een motiveringsgebrek.
14. De rechtbank stelt op basis van de inhoud van model M110 vast dat eiser afdoende in de gelegenheid is gesteld om te verklaren over zijn persoonlijke omstandigheden. In dat verband heeft eiser verteld over zijn longklachten en zijn alcoholgebruik. Uit het model M110 valt evenwel op te maken dat eiser in deze omstandigheden geen belemmering ziet om de vreemdelingenbewaring te ondergaan. Hij heeft desgevraagd aangegeven dat verweerder in die omstandigheden geen aanleiding hoeft te zien om te volstaan met het opleggen van een lichter middel dan de maatregel van de vreemdelingenbewaring. Gelet hierop heeft verweerder in het bestreden besluit kunnen volstaan met de enkele motivering dat eiser geen omstandigheden heeft aangevoerd die zouden moeten leiden tot het opleggen van een minder dwingende maatregel. De beroepsgrond faalt.
15. Ook met inachtneming van de ambtshalve toetsing waartoe zij gehouden is, is de rechtbank van oordeel dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek niet op enig moment onrechtmatig was.
16. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
17. Gelet op de geconstateerde gebreken in rechtsoverweging 5. veroordeelt de rechtbank verweerder wel in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.750,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 875,- en een wegingsfactor 1). Omdat aan eiser een toevoeging is verleend, moet verweerder de proceskostenvergoeding betalen aan de rechtsbijstandverlener.