ECLI:NL:RBDHA:2024:2827
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen besluit WIA-uitkering ongegrond verklaard; loonindexcijfer niet van toepassing
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 16 februari 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) inzake de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA). Eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. V.C.D. Klaassen, had beroep ingesteld tegen het besluit van 19 januari 2023, waarin het Uwv het bezwaar van eiseres gedeeltelijk gegrond had verklaard, maar haar arbeidsongeschiktheid op 14,54% had vastgesteld. Eiseres stelde dat haar medische situatie onvoldoende was erkend en dat het loonindexcijfer van december 2022 in aanmerking moest worden genomen voor de berekening van haar uitkering.
De rechtbank heeft de argumenten van eiseres beoordeeld en vastgesteld dat de medische onderzoeken door de verzekeringsartsen zorgvuldig zijn uitgevoerd. De rechtbank concludeert dat de verzekeringsartsen de klachten van eiseres, zowel lichamelijk als psychisch, adequaat hebben beoordeeld en dat er geen reden is om aan de juistheid van hun oordelen te twijfelen. De rechtbank oordeelt dat de arbeidsdeskundige bij zijn berekening van de verdiencapaciteit terecht is uitgegaan van het loonindexcijfer van mei 2022, aangezien het eerste arbeidsdeskundig onderzoek op 18 januari 2022 heeft plaatsgevonden.
Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat eiseres geen recht heeft op de gevraagde WIA-uitkering. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een vergoeding van proceskosten of griffierecht. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep.