ECLI:NL:RBDHA:2024:2810
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het beroep inzake asielaanvraag door te vroege ingebrekestelling
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, wordt de niet-ontvankelijkheid van het beroep van eiser behandeld. Eiser heeft beroep ingesteld omdat de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet tijdig heeft beslist op zijn asielaanvraag, ingediend op 30 juni 2022. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris op 22 februari 2023 heeft besloten dat de asielaanvraag in de nationale procedure zal worden behandeld, waardoor de beslistermijn op dat moment is aangevangen. De beslistermijn is verlengd door de toepassing van de Wijzigingsbesluit Vreemdelingencirculaire 2022/22, maar de maximale beslistermijn van 21 maanden, die eindigt op 30 maart 2024, is eerder dan de verlengde termijn van 22 mei 2024.
Eiser heeft de staatssecretaris op 25 oktober 2023 in gebreke gesteld, maar de rechtbank oordeelt dat deze ingebrekestelling te vroeg is gedaan, aangezien de beslistermijn op dat moment nog niet was verstreken. Hierdoor is het beroep van eiser kennelijk niet-ontvankelijk. De rechtbank wijst erop dat als de ingebrekestelling te vroeg wordt gedaan, het beroep niet inhoudelijk kan worden beoordeeld. De rechtbank besluit dan ook om het beroep niet-ontvankelijk te verklaren en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Deze uitspraak is gedaan door mr. A.C.J. van Dooijeweert, rechter, in aanwezigheid van mr. S.S. van der Velde, griffier, en is openbaar gemaakt via geanonimiseerde publicatie.